woensdag, juni 22, 2016

Afschuwelijke moord te Onstwedde 1932

De Straatzanger was al gauw met een tekst over het gruwelijk gebeuren.



AFSCHUWELIJKE MOORD TE ONSTWEDDE. ZEVEN EN ZEVENTIGJARIGE MAN MET TALRIJKE MESSTEKEN GEDOOD.

(Van onzen correspondent.)

Het dorp Onstwedde is Zaterdag opgeschrikt door een vreeselijken moord, die ontsteltenis heeft gebracht door de wreedheid, waarmede hij ls gepleegd.

Zaterdagmorgen omstreeks acht uur passeerde de melkrijder E. Holtjer als gewoonlijk de eenzaam gelegen woning van den 77-jarigen Everwijn Huiting in de Holte, niet ver van het dorp Onstwedde. Holtjer was gewend des morgens een praatje te maken met den ouden man en het trof hem dat deze nog niet bij de hand was. Op den terugweg ging hij daarom eens kijken. Het bleek, dat de voordeur niet gesloten was en toen Holtjer binnenkwam zag hij het lichaam van den ouden man voorover op den grond liggen in een groote plas bloed. Wel lag een stoel omver, maar sporen van een worsteling waren er niet. Holtjer ging naar het dorp om den veldwachter Rutgers te waarschuwen en deze begaf zich met den opperwachtmeester der marechaussee en den dokter naar de woning van den ouden Huiting. Het lichaam lag nog in dezelfde houding als Holtjer het gevonden had. Het was in de kamer vrij donker, maar niettemin was het duidelijk, dat de oude man dood was. De dokter kon dat dadelijk constateeren. Toch werd niet dadelijk aan een zóó vreeselijke moord gedacht, als het later bleek te zijn, want aan de achterzijde van het lichaam waren geen wonden te zien. Daar echter bleek, dat er een geldkistje ontvreemd was, was toch de mogelijkheid van misdaad lang niet uitgesloten, zoodat men alles liet zooals het was en het parket te Winschoten werd gewaarschuwd.

Omstreeks drie uur in den namiddag kwam het parket, en tevens verschenen dr. Mieremet uit Groningen en commissaris Moolenaar van de Groningsche politie.

Er werden foto's van het lijk gemaakt, zooals het er lag, waarna het lichaam verder werd onderzocht. Toen bleek, op hoe vreeselijke wijze de oude Huiting was vermoord. Er werden ongeveer 15 diepe steekwonden gevonden. Drie daarvan hadden het hart geraakt, verschillende het gelaat en andere de inwendige deelen van de borst.

Het onderzoek, dat daarna werd ingesteld duurde meer dan drie uur. Enkele verwanten van den overledene werden gehoord, teneinde inlichtingen te krijgen over de persoon en de leefwijze van den vermoorden man. Dr. Mieremet verrichtte de sectie, waarna 't lichaam werd overgebracht naar het lijken huisje te Onstwedde

De persoon van den ouden baas.
De oude Huiting was iemand, dien iedereen in het dorp Onstwedde wel kende. Hij was een oppassend arbeider, die zijn heele leven hard had gewerkt en iets was vooruitgegaan ook, Menschen, die hem van zeer nabij kennen, gelooven echter niet dat hij een eenigszins beduidend bedrag aan geld in huis heeft gehad. Het is dan ook niet bekend of er uit de geforceerde trommel iets is ontvreemd, maar als er iets in was, kan dit nooit veel zijn geweest. Het was een gewoon blikken trommeltje, met een. halfronde deksel, waaraan een lip die over een kram sloot. Daaraan was een hangslot bevestigd. De kram is geforceerd. Waarschijnlijk heeft de oude man eenig geld van zijn tweede vrouw gehad.

Twee bezoekers.

Zooals gezegd zijn er geen sporen van een worsteling gevonden. Wel zijn er teekenen, die er op wijzen, dat één of twee personen bij Huiting op bezoek zijn geweest. Deze zijn echter niet gezien. Vermoedelijk zijn het bekenden geweest, die met een mooi praatje bij den ouden man zijn binnengekomen en hem onverwachts overhoop hebben gestoken.

Het onderzoek.

De belangstelling in de geheele omgeving is groot. De afschuwelijke wijze waarop de oude man is vermoord, heeft algemeen groote verontwaardiging gewekt en men hoopt, dat de politie en justitie er in zullen slagen, spoedig de daders te pakken. Zijn we goed ingelicht, dan zijn er verdenkingen tegen bepaalde personen.

Zaterdagavond is te Groningen reeds een man gearresteerd. Hij had echter een goed alibi, zoodat hij onmiddellijk op vrije voeten is gesteld. Het onderzoek gaat wel in een bepaalde richting, zoodat arrestaties eerstdaags kunnen worden verwacht.

Noord-Ooster 1 augustus 1932


De rechtzaak

Winschoten, 25 Nov. Voor het gerechtsgebouw is een zeer groote schare saamgeschoold. De meesten zijn uit de buurt van Onstwedde en van Musselkanaal gekomen, om te zien de beide jeugdige knapen, die zich hebben te verantwoorden over een groot gruwelstuk en te hooren, wat daarover in de rechtszaal zal worden gezegd. Een klein deel van de vele nieuwsgierigen kan slechts van de partij zijn. Als de publieke afdeeling half gevuld is, gaat de deur dicht en drie-kwart van de nieuwsgierigheid mag buiten blijven. Onze rechtspraak is openbaar. Maar nergens stelt de rechterlijke macht er prijs op, dat het achterste gedeelte van de rechtszaal te veel overeenkomst vertoont met een blik sardines of een ton vol haringen. Zij betracht dus de openbaarheid met maten Twee jongelingen, de 18-jarige Albert Munneke en de 21-jarige Hendrik Uitvlugt, staan terecht. Rechters zijn Mr. Maitland, president, Mr. J. Wedeven en Mr. Goddink. Het O. M. wordt waargenomen door Mr. Kneepkens, terwijl als ambtshalve verdedigers optreden, voor Albert de heer Mr. J. Heres Diddens en voor Hendrik de heer Mr. Tj. Stoel. De beide knapen, van hetzelfde stuk, zitten rustig naast hun bewaarder op het bankje. Albert is een gedrongen, stevige knaap met scherpe ' gltzwarte °°S en - Hendrik is minder gedrongen en meer van de normale soort - Aan Munneke en Uitvlugt is ten laste gelegd :

dat zij op 29 Juli 1932 te Wessinghuizen (Onstwedde), te zamen en in vereeniging opzettelijk en na van te voren daartoe in kalm onderling overleg het voornemen gemaakt, het plan gevormd en het besluit genomen te hebben, Everwijn Huiting van het leven hebben beroofd, door daartoe zich te zamen naar de woning van voornoemden Huiting, gelegen te Wessinghuizen, te begeven, en, nadat zjj beiden die woning waren 'binnengetreden, de 1e verdachte opzettelijk gewelddadig voornoemden Huiting, na hem opzettelijk gewelddadig op den grond geworpen of gestooten te hebben, met een in den morgen van dien dag door Munneke scherp geslapen beitel, dien ingevolge tus schen verdachten van te voren gemaakte afspraak om Huiting daarmee te dooden, Uitvlugt vanaf de woning van Munneke, gelegen te Musselkanaal, met zich had meegebracht, en dien hij, toen Huiting op den grond lag, aan Munneke op diens verzoek had overhandigd of toegeworpen, herhaalde malen in het hoofd en het bovenlichaam te steken, tengevolge waarvan voornoemde Huiting is overleden, hebbende Uitvlugt dien beitel, dien Munneke, na daarmee de boven omschreven steken te hebben toegebracht in die woning op den grond had geworpen opgeraapt, in zijn zak gestoken en bij het verlaten der woning met zich meegenomen, althans Munneke opzettelijk en na van te voren daartoe in kalm overleg het voornemen ge maakt - het P Ian gevormd en het besluit geno men te hebben Everwijn Huiting van het leven beeft beroofd door daartoe opzettelijk gewelddadig met een door hem in den morgen van dien dag scherp geslepen beitel herhaalde malen in het hoofd en het bovenlichaam te steken, tengevolge waarvan voornoemde Huiting is overleden Uitvlugt opzettelijk Munneke behulpzaam is geweest bij, althans gelegenheid en middelen heeft verschaft tot het plegen van dat misdrijf, door, terwijl hij bekend was met het voornemen van Munneke om opzettelijk en met voorbedachten rade voornoemden Huiting van het leven te berooven, aan Munneke op zijn verzoek den beitel, waarmede, zooals beide verdachten te voren hadden afgesproken, genoemde Huiting opzettelijk van het leven zoude worden beroofd, te overhandigen of toe te werpen, hebbende dan ook Munneke met dien beitel opzettelijk en met voorbedachten rade op de wijze als boven is omschreven, genoemden Huiting van het leven beroofd. Subsidiair wordt hen ten laste gelegd, doodslag vergezeld of gevolgd van diefstal en meer subsidiair : diefstal door twee vereenigde personen, met geweldpleging, den dood tengevolge hebbende.

Na voorlezing van enkele stukken worden de getuigen verhoord. Dr. G. W. MIEREMET heeft den doodschouw verricht en verklaart, dat de geconstateerde steekwonden zeer goed door den vertoonden beitel kunnen zijn veroorzaakt. Het O. M. vraagt hoeveel tijd er verloopen moet zijn tusschen het toebrengen van letsel en het intreden van den dood. Dr. Mieremet kan dat niet precies zeggen en gelooft ook niet, dat dit in alle gevallen van dien aard gelijk zal zijn. Dr. F. F. HAZELHOFF heeft den 18-jarigen verdachte Munneke geobserveerd. Hij was van zijn ouders ietwat vervreemd en volgde eigen lijnen. Maar spreker acht hem toerekenbaar en verantwoordelijk voor zijn daden. Toen hij het misdrijf pleegde, kon hij niet geacht worden, gedupeerd te zijn door gebrek aan geestelijk inzicht. Wel heeft hij natuurlijk in een toestand van opwinding verkeerd. Maar verstandelijk was er geen lekkage. Wel had hij heel verkeerde vrienden. Dr. Hazelhoff verklaarde, dat de 21-jarige Hendrik Uitvlugt dommer is dan Munneke.

Maar hij valt daardoor niet buiten de grenzen van het normale, zoodat hij toerekenbaar moet worden geacht. Wel heeft hij verklaard, dat hjj aan den misdaad eigenlijk liever niet had meegewerkt. Ze hebben samengewerkt. Maar de rollen waren verschillend. De jongste staat verstandelijk boven de oudste en heeft over het geval veel langer nagedacht. Bij de volvoering van de misdaad heeft Munneke ook meer actief werk gedaan, terwijl Uitvlugt meer passief volgde. Nochtans kan niet gezegd worden, dat Uitvlugt onder dwang van Munneke heeft gehandeld. Munneke, de jongste, heeft in een bibliotheekboek in het Huis van Bewaring iets gekrast waaruit bleek, dat hij wilde vaststellen, dat hij de moordenaar in Onstwedde was. Dr. Hazelhoff zegt, dat een soort onbestemde angst ook tot zulke handelingen leidt. Verdachte wordt voorgeroepen. Hij verklaart, dat hij eigenlijk niet weet, waarom hij het heeft gedaan. W. RUTGERS, rijksveldwachter te Onstwedde. kreeg bericht van den misdaad. Hij vond den ouden Huiting bebloed en dood. Rutgera verhaalt, hoe men het onderzoek verrichtte, dat hij de daders heeft hooren bekennen en da portefeuille met geld in beslag genomen. Wachtmeester SPA is thans te Borger, maar was destijds gestationneerd in de buurt van het misdrijf. Op surveillance te Alteveer, hoorde hij van E. Holtjer, dat de oude Huiting was vermoord. Direct is hij naar 't sterfhuis gegaan en vond den ouden baas. J. NELISSEN is ook wachtmeester bij de marechaussee. Uiterlijke teekenen van geweld kon spr. niet direct zien. Later heeft hij Uitvlugt aangehouden. Deze bekende dadelijk, maar Munneke deed dat minder vlug. Munneke heeft verteld, dat hij al lang had rondgeloopen met het plan, Grootvader te berooven. Rijksveldwachter B. DE POEL kende Munneke wel, doch Uitvlugt niet. Met Spa heeft hij Munneke aangehouden. Eerst ontkende hij, het misdrijf te' hebben gepleegd, doch later viel hij door den mand. E. HOLTJER is voerman en woont in Wessingtange. Hij kende Munneke, doch Titvlugt kende hij niet. Op Zaterdag 30 Juli zag hg, dat de boel bij Huiting nog dicht was, tegen den regel. Teruggekomen was de boel nog gesloten en getuige vond dat zoo vreemd, dat hij door de blinden keek. Toen trachtte hij de voordeur open te maken. Door het raam zag hij toen den ouden man liggen. Getuige ging naar binnen. Hendrik Huls kwam er met W. Wubs op af. Die beiden hebben de wacht gehouden en getuige heeft veldw. Rutgers opgehaald. W. WUBS vertelt ongeveer als C. Holtjer. Ook hij kende Munneke, den lieven kleinzoon van Huiting, wel, doch den anderen kende hij niet. HENDRIK HULS is de derde, die conform verklaart. Hij heeft het lichaam van den gevallen buurman betast. Het lichaam was reeds koud, zoodat hij overtuigd was, dat de dood reeds moest zijn ingetreden. De kleinzoon leefde vroeger bij opa in. Maar getuige heeft nooit gehoord, dat het met de verhouding hokte. Mr. HERES DIDDENS vraagt, of de oude heer een lastig en humeurig man was. GETUIGE heeft er nimmer van gehoord en er zelf de blijken niet van gezien. ANTJE HUISMAN is een achternicht van den verslagene. Den namiddag vóór de misdaad kwam ze bij Oom „den boel doen". Ze hebben koffie gedronken en Oom was nog gezond en wel. De oude baas was wel goed over Munneke te spreken. Op de beddeplank stond het geldtrommeltje. Maar wat er in zat, weet ze niet. KLAAS HUITING is de 70-jarige broer van den verslagene. Twee weken voor zijn dood verklaarde Everwijn, dat er iemand was, die geld van hem wilde hebben. Getuige veronderstelt, dat broer hoogstens ƒ 60 in huis had. Want tot dat bedrag kon hij iemand helpen. GEERT WEVER kende Munneke ook wel, maar Uitvlugt niet. Hij heeft de beide verdachten gezien en ze gingen in de richting van Albert's opa, wat hem natuurlijk niet verbaasde. JANTINA DAMMER is de vrouw van Huizebos te Wedde. In de buurt van Wedde vond ze een beiteltje en gaf het aan haar man, die het voorloopig in een gereedschapsbak wierp. Toen haar man van de misdaad la», is deze met den beitel naar veldw. Jongbloed gegaan. A. JONGBLOED, bedoelde veldwachter, bevestigt de goede ontvangst van het beiteltje. JAN OSSEL is timmerman van beroep en kende beide verdachten wel. Men heeft hem aanvankelijk verdacht. Deswege mag hij den eed weigeren. Twee meisjes hebben niet voordeelig voor hem verklaard. Hij zegt, dat hij „er niet geweest is". Mr. MAITLAND zegt, dat hij daarnaar niet gevraagd heeft. Hij wil alleen weten of getuige al of niet wil getuigen. Na eenige aarzeling zegt OSSEL, liever niet te getuigen. Mr. MAITLAND zegt, dat dit ook veiliger is. HENDRIKJE WIND is 17 jaar en woont in Onstwedde. Ze kende Munneke wel, doch Uitvlugt niet. Ze heeft op 8 Juli j.1. twee jongens zien fietsen. Uitvlugt had nogal wat ruwe praatjes in den mond. Ze heeft nog met Albert gepraat. Mr. MAITLAND roept Ossel nog weer voor en vraagt, of ze dezen jongen herkent. Ze zegt, hem niet te kennen. Mr. KNEEPKEN waarschuwt Hendrikje de Waarheid te zeggen. Er komen een paar veldwachters bij en het blijkt, dat Hendrikje Ossel toen wel herkende Nu herkent ze hem niet positief, maar hij lijkt er iets op. ANNA WEVER was de andere vriendin. Deze herkent Ossel niet precies, maar hg lijkt «r wel wat op.

De verdachten verhoord. 

De 18-jarige stevige knaap, ALBERT MUNNEKE, heeft eerst met een zekeren Meijer over een moordplan gesproken. Maar ruzie tusschen de ouders van weerszode heeft het plan veredeld. Daarna werd met Jan Ossel overlegd en die wilde wel. Toen het er op aan kwam, deinsde verdachte — dat was op 8 Juli — voor de misdaad terug en men ging heen. Uitvlugt had er van gehoord en wilde als goed vriend wel meedoen. Toen is met Uitvlugt gesproken en overlegd. Verdachte trachtte een revolver te krijgen, wat niet gelukte. Ook werd overwogen het met een scheermes te doen. Twee weksn heeft men noodig gehad, om tot de volvoering te komen. Woensdag scheen het, dat men een revolver kon krijgen, maar het kwam niet zoover. Afgesproken werd, dat Munneke „Opa" een klap zou geven. Daarna zou Uitvlugt den ouden man „afmaken". Vrijdag 29 Juli kwam Uitvlugt bij Munneke. Eerst dacht men over een scheermes. Maar het ding ging wat moeilijk open en dicht. Toen zou het met het beiteltje „gebeuren". Voor dat doel heeft hy het beiteltje niet gekocht, maar hij erkent, dat Uitvlugt het hem heeft toegereikt met de bedoeling grootvader dood te maken.

Onderweg is over het plan gepraat. Men reed er per fiets heen. Munneke zeide, hoe er gehandeld zou worden. De oude man lag te bed. Men klopte aan, waarna de oude man van het bed kwam. Veel is er niet gesproken. Uitvlugt kwam wat later binnen. Albert praatte een poosje met opa, sprong plotseling op, greep den ouden man, zag zich het beiteltje toegereikt, stak grootvader eenige malen, die daardoor begon te schreeuwen, totdat hij neerzeeg. Het geldkistje werd daarna opengebroken en het geld werd in den zak gestoken. Uitvlugt kreeg de portefeuille in bewaring. Men heeft verder niet naar den ouden man omgekeken. Hij gelastte Uitvlugt den beitel op te nemen. Later werd het ding weggeworpen. Men is toen een en ander gaan drinken. Waarna de rest volgde : de verdenking, de aanhouding, de bekentenis en de arrestatie ! Bij een kort na-verhoor ontstaat over een onderdeel van zijn verklaringen eenig debat met den Ambtenaar van het O. M. over de vraag, of de portefeuille direct of later aan Uitvlugt werd gegeven. Verdachte UITVLUGT verklaart, dat Munneke hem heeft medegedeeld, dat deze Ossel eigenlijk beter geschikt achtte voor het bieden van de helpende hand. Toen Munneke meende, dat deze hem een „knoffel" zou geven en Uitvlugt zou helpen, wilde Uitvlugt liever niet helpen. Toen Munneke den ouden man had neergegooid, riep hij : „Geef op den beitel". Maar verdachte kon het eerst niet doen. Toen herhaalde Munneke het bevel en wierp Uitvlugt aan Munneke den beitel toe. — De buit zou men samen deelen. Zijn aandeel was ƒ 14.50

Na de volvoering van het misdrijf, reden ze weg. Toen men een eind gereden had, wilde Albert een glas bier drinken. Hendrik wilde liever doorrijden. Maar Albert had dorst en dus dronk men een glas bier. Men had van Onstwedde uit het gemakkelijkst over Stadskanaal de eigen woonplaats kunnen bereiken. Maar men gaf er de voorkeur aan over Nieuwepekela te rijden. Na dit verhoor van de jongelingen, die zoo'n leelyke streep hebben gehaald door hun leven, is het woord aan het Openbaar Ministerie voor het houden van het Requisitoir. Mr. KNEEPKENS zeide ongeveer : Toen de mare door het land ging, dat op Vrijdag 29 Juli j.l. te Wessingtange een misdaad was begaan, van den aard als gebleken was, ging er een kreet van afschuw op. Van Eems tot Schelde werd met ontzetting kennis genomen van de bedreven feiten en ik weet mg de tolk van het geheele Nederlandsche volk, als ik aan den grijzen getuige, Huiting, die thans in de zaal aanwezig is, hartelijke deelneming betuig over hetgeen den nog grijzeren broer van hem is overgekomen. Een oude, 77-jarige man, is op niet te beschrijven wijze door de samenwerking van de hier terecht staande verdachten, als het ware afgeslacht Toen ik er van hoorde, was het mijn overtuiging dat alleen de zwaarste straf, bedreigd tegen zoo'n moorddaad, zou mogen worden toegepast, indien het gelukken mocht, dader of daders te vinden. Ik kon toen natuurlijk niet weten en niet vermoeden, dat de feiten waren gepleegd door deze daders, twee kinderen eigenlijk nog. Ik had niet kunnen vermoeden dat zij tot zooiets in staat waren en dat temeer niet, omdat de eene van deze was, zoo niet een bloed-, dan toch in elk geval een aanverwant van 't slachtoffer.

Het geheele politieapparaat werd dadelijk in beweging gesteld om te trachten de bedrijvers te vinden. Dat dit zoo spoedig is gelukt, was een gevolg van de samenwerking van alle beschikbare krachten. Allen hebben hun best gedaan de schuldigen op te sporen, maar zonder de verdiensten van anderen te verkleinen of te miskennen, mag stellig een bijzonder woord van lof worden toegezwaaid aan de politie-dienaren de Poel, Rutgers, Nelissen en Spa, die zoo bijzonder hun best deden en het mogelijk hebben gemaakt dat de daders zeer spoedig waren geVonden. Hulde dient ook gebracht te worden aan het drietal getuigen dat het eerst van den moord afwist, doch huis en getroffene bewaakten, zoodanig, dat niemand er werd toegelaten, opdat de politie alles intact zou kunnen aantreffen. Dat verdient ook daarom bijzonder^ vermelding, opdat het bekend mag worden, dat dit de beste wijze van doen is, om misdaden als de onderhavige, spoedig tot klaarheid te brengen. Voor een leek is het gemakkelijk hier een oordeel uit te spreken over den aard van de bedreven misdaad. Deze zal — vernemende dat hier een oude man op zoo beestachtige wijze werd afgeslacht — direct staan in de overtuiging, dat hier een moord is gepleegd en dat een zware straf op haar plaats moet worden  geacht. Zoo zal een leek oordeelen. Maar wij juristen moeten het ons wat moeilijker maken en ons afvragen, welke bepalingen van het Wetboek van Strafrecht hier toepassing moeten er langen. Daarom heb ik de dagvaarding zeer ruim gesteld, opdat de Rechtbank in staat zou zijn te onderscheiden en te kwaliflceeren naar haar oordeel. Voor mij is de keuze van kwalificatie echter niet moeilijk. Ik meen dat hetgeen primair is ten laste gelegd, n.1. moord, door de Rechtbank bewezen kan worden verklaard. Men heeft zich geruimen tijd op de te bedrijven daden beraden en alles is in kalm overleg geschied. Eerst zou een zekere Meijer de medewerker van Munneke zijn. Men zou den ouden man vastgrijpen aan de rugzijde, opdat men niet herkend zou worden. De ander zou inmiddels het geld dat daar in huis was, stelen. Maar de ouders van Meijer en de ouders van Munneke hebben ruzie gekregen en daardoor is van de voorgenomen daden niemendal gekomen. Daar na overlegde Munneke met Ossel. Hij had een anderen compagnon gekregen en deze keurde de plannen goed. Men trok er op af. Maar tenslotte heeft Ossel niet gedurfd, althans er is niets van gekomen. Munneke hoorde later van Uitvlugt, dat die er van af wist en U. zeide tot M. waarom hij — als zijn vriend — hem niet in het geval had betrokken. Dat leek M. wel en voor de derde maal werden de plannen besproken, nu met Uitvlugt en men kwam overeen, den ouden man eerst uit den weg te ruimen om hem daarna te bestelen. Dat was drie weken voor het ïou gebeuren. Eerst werd overwogen een revolver te nemen en ook is gedacht aan bet gebruiken van een scheermes. Uit alles blijkt dus dat men desbewust en rechtstreeks de gepleegde feiten uitvoerde. In een arrest van den Hoogen Raad is vastgelegd, dat in zoo'n geval niet de een, die den dood veroorzaakt, schuldig staat aan het omschreven misdrijf, maar ook de ander die door zijn medewerking de mededader wordt. Dat de uitvoering anders verliep doet niets terzake. In het plan zou Uitvlugt den moord bedrijven. Maar Uitvlugt durfde niet en toen Munneke riep, nadat hij den ouden man een „knoffel" had gegeven : „Geef mij den beitel!" toen heeft Uitvlugt deze ook inderdaad aangereikt, zoodat het gruwelwerk zijn wreed verloop kon bekomen. Welke straf is hier op haar plaats ? De bedrijvers zijn nog slechts kinderen, zij het, dat men hier moet spreken van zeer misdadige kinderen. Het komt zelden voor, dat menschen op dien leeftijd zich aan het zware misdrijf dat hier gepleegd is, schuldig maken. En toen ik bij het lijk van den doode stond, toen was het voor mij heel zeker, dat ik een gevangenisstraf van levenslangen duur zou moeten vragen, indien de feiten waren bedreven door meer ontwikkelden. Het zijn nog kinderen. Maar men kan niet zeggen, dat het hier een feit is, dat kinderen in onnadenkendheid hebben bedreven. Munneke heeft alles maandenlang overwogen en van groote geraffineerdheid blijk gegeven. En Uitvlugt heeft alles wat Munneke wilde, tevoren in alle vreeselijkheid kunnen voorzien. Doordat er zijn geweest die van de misdadige voornemens iets afwisten en er niets van aan de Justitie mededeelen, wat allereerst van den getuige Ossel kan worden gezegd, hebben ook dezen zich aan ontoelaatbare ( handelingen schuldig gemaakt. Wie van een strafbaar feit of voornemen weet en dat niet aan de Justitie mededeelt, zal nader met de Justitie kennis moeten maken. Deze beide verdachten kunnen geen aanspraak op een geringe straf laten gelden. Uit hebzucht hebben ze een moord gepleegd en ze moeten de gelegenheid krijgen, om meer dan tot nu toe, tot berouw te komen. Zij hebben het verleden geschonden door een oud, weerloos man af te slachten, het heden gebroken door een nameloos leed te brengen over de gezinnen der ouders en de toekomst vertrapt door jammer te brengen over zichzelf. Ik meen te moeten requireeren, dat beide schuldig worden verklaard aan moord en dat zij mogen worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van  vijftien jaren. De verdedigers aan het woord. De beide jonge mannen, van zoo n zwaar misdrijf beticht, zijn door den eisch van het O. M. stellig tot volledige bezinning over hetgeen ze hebben misdreven, gekomen.

Als Mr. J. HERES DIDDENS, verdediger van Munneke, zijn ontroerend pleidooi uitspreekt en in zijn clemente gevoelens ook den verdachte Uitvlugt mild betrekt, wordt het den knapen blijkbaar te machtig en van achter het houten schotje achter de verdachtenbank klonk het gesnik op en de zaal door Mr. Heres Diddens zeide, dat men hier geplaatst staat voor een buitengewoon afschuwelijk geval en spreker's verontwaardiging over de gepleegde feiten is even diep en de deernis met den ouden man, die op zoo laaghartige wijze werd gedood, even volmondig en oprecht als van het O. M. Maar ook heb ik — zegt spreker — deernis met een 18-jarig leven, dat in mijn handen werd gesteld als toegevoegd raadsman, om het te beschutten tegen mogelijk te zware straf. Het is juist, wat het O. M. zeide : de publieke opinie zal wel snel met haar oordeel gereed zijn. Maar de jurist heeft de feiten vast te stellen en deze te kwalificeeren in het licht van onze strafwetgeving. Het O. M. heeft het mij niet gemakkelijk gemaakt tot een kwalificatie te komen, door de veelvuldige tenlastelegging. Er zijn immers vijf tenlasteleggingen kort geformuleerd : moord in vereeniging gepleegd ; moord alleen door Munneke gepleegd, onder medeplichtigheid van Uitvlugt ; doodslag met roof, in vereeniging gepleegd, doodslag gepleegd door Munneke, onder medeplichtigheid van Uitvlugt, en diefstal met geweldpleging in vereeniging. Door de uitvoerige instructie zijn allerlei voornemens bekend geworden, welke echter niet zijn uitgevoerd, zoodat we daarmee niet te maken hebben. Daartoe behoort ook hetgeen was afgesproken. Munneke zou den ouden man een „knoffel" geven en Uitvlugt zou de rest doen. Maar op het beslissende oogenblik wordt U. bang en volvoert M. het werk alleen. Daardoor komt de voorberachte rade te vervallen. Spr. meent, dat alleen het sub c tenlastgelegde nl. doodslag in vereeniging gepleegd, Is te handhaven. De feiten wijzen in die richting en niet in een andere, Was het doel inderdaad een mensch koud te maken ? Neen, het doel was, geld te stelen, dat men in handen wilde hebben om het te kunnen uitgeven en er pret mee te maken. Dat doel wilde men bereiken, desnoods — bij tegenstand of andere moeilijkheden — over het lijk van een ouden man heen. In die richting wijst ook het aanvankelijke plan. Men zou den ouden baas wijs willen maken, dat uien de geit in de schuur wilde koopen. Onderwijl zou Munneke naar binnen sluipen om het geldtrommeltje te stelen. Verdachte Munneke is door het O. M. een kind genoemd en terecht. En de psychiater heeft hem genoemd een nog niet geestelijk volgroeid wezen. Hij heeft een behoorlijke opvoeding genoten en zijn vader heeft z'n best gedaan hem te laten medeleven in de sfeer van de Gereformeerde kerk en catechisatie. Vanuit de gereformeerde levensovertuiging is Munneke opgevoed en door hen, die daartoe door de ouders waren aangewezen, onderwezen. En nu dit vreeselijke, het onbegrijpelijke in dat jonge leven. Er zit in iederen mensch een diepere kern, die wij niet kunnen aanschouwen en waarop onze invloed zoo gering is. Het onbegrijpelijke treft ons in dezen jongen verdachte diep en het tragische is wel, dat we achter dat onbegrijpelijke nimmer zullen vermogen te zien. En toen ik Munneke in de cel bezocht en hem sprak over de dingen, die zijn voorgevallen, toen heeft J hij mij beleden: „Ik kan er zelf niet bij, wat ik gedaan heb en zelfs niet begrijpen, dat het gebeurd is. Het was, of er steeds iemand of j iets achter mij aanzat, die zei, dat ik het moest. Ik stond te trillen op mijn beenen, toen ik den ouden man aangreep. Alles was los in mjj en ik kon mij niet meer bedwingen. Toen ik tegenover den ouden man zat en met hem praatte, toen haatte ik hem. En toen hij dood voor mijn voeten lag, toen haatte ik mijn grootvader niet meer." En toen ik hem vroeg : „Hoe kon je het vreeselijke laten gebeuren?" toen heeft hij in verbijstering geantwoord: „De duivel, die in mij werkte, speelde in al mijn handelingen." Ik heb met den vader van verdachte gesproken. Wat deze vertelde, kan ik niet in de rechts- : zaal zeggen, omdat het daarvoor te intiem is. En ik zal het ook niet zeggen, omdat de vader een stelsel opzette, dat mijn inzicht niet dekt en mij niet past.

Toen het vreeselijke was geschied, heeft hij spoedig bekend. Het O. M. heeft Munneke misdadig van aanleg genoemd. Maar de misdadiger van nature tracht alles te ontwijken, wringt zich desnoods in duizend bochten om den dans te ontspringen. Maar bij deze — die naar mijn meening niet geraffineerd is — van dat alles zelfs geen spoor. Ik zal de daad van Munneke niet goed praten, maar meen er toch op te moeten wijzen, dat de Rechtbank goed zal doen met er mee te rekenen, dat verdachte in zijn omgeving niet veel goeds geleerd heeft. En dan begrijpt men ook, dat hij vader en moeder ontglipte, onder duivelsche invloeden van buiten. Ik heb zoo straks getracht antwoord te krijgen op de vraag, of de verslagene een gemakkelijk man was. Ik bedoelde daarmee geenszins om te doen uitkomen dat verdachte niet schuldig was. Maar verdachte heeft vroeger bij het echtpaar Huiting ingewoond, maar zijn verblijf is daar niet prettig en niet aangenaam geweest. En in zijn herinneringen heeft deze nimmer gestaan en goed grootvader. En als mei; dan heef I ^jongen man van 18 jaren, die nog niet volk-,^'i tot- levensbezinning is gekomen, dan dringt zic-h — onder zulke omstandigheden — de prikkeling van wat men eens beleefd heeft, weer op. Het psychiatrisch rapport heeft maar betrekkelijke waarde. Dat ligt niet aan den psychidter. Maar wat met de psychiatrie bereikt kan worden, feitelijk, wetenschappelijk en verstandelijk, dat draagt al te zeer het kenmerk van het beperkte in menschelijk vermogen. Het rapport is te veel negatief gebleven en te weinig positief, om een maatstaf te kunnen zijn, waarmee deze verdachte moet worden gemeten. De psychiatrie heft de stelling niet op, dat elk mensch tenslotte een groot raadsel is. Maakt de Rechtbank het standpunt van den psychiater tot het hare, dan erkent ze, dat ze achter de motieven van verdachte nog niet gekomen is.

Deze beide jonge menschen zijn gevallen en verdienen ongetwijfeld een zware straf. Maar het is heel moeilijk te taxeeren, welke straf moet worden opgelegd en in dat opzicht is de taak van de Rechtbank niet te benijden, omdat hare verantwoordelijkheid zoo groot is en zoo zwaar weegt. Verdachte is 18 jaar oud en geestelijk nog geenszins volgroeid. Onervaren en onvolwassen als hij is, zit er in zijn daad een brok krankzinnigheid. Men lette ook op het leed, dat hij tot nu toe geleden heeft en dat hij dragen moet van dag tot dag. In de cel heeft hij mij verklaard : „Ik heb het gedaan en ik zal de straf moeten ondergaan en aanvaarden !" Voor spreker was dat een verkwikkend woord, omdat het zoo dapper is gesproken. De andere verdachte heeft getracht zich achter de autO' riteit en de wenschen van verdachte Munneke te verschuilen. Maar bij Munneke is daarvan geen spoor te vinden. Dat is in hem bemoedigend. Maar de Rechtbank veile nu ook een vonnis, dat bemoedigend voor hem zal zijn. Dat een straf oplegt, maar ook uitzicht geeft voor het leven, dat hem eigenlijk nog verwacht Houdt de Rechtbank daarmee rekening, dan zal stellig de uiterste clementie — vooral in verband met zijn leeftijd — worden betracht.

dat U. den beitel heeit aangereikt aan hem, die De tweede verdediger, Mr. Tj. STOEL, begon met zijn deelneming te betuigen en aan de familie en aan de daders. Toen spreker in de bladen van het vreeselijke voorval las, ging hem de afschuw en de weerzin door de ziel. Spreker's voorganger heeft zoo terecht gezegd, dat de volksmond met deze verdachten heel gauw klaar zal zijn en den moord bewezen zal achten. Maar spreker moet ontkennen, dat de feiten zijn te kwalificeeren als moord en mededaderschap daaraan. In dat verband citeerde spreker een Leerboek van Prof. Van Hamel, laatstelijk bewerkt door Prof. Van Dijck, dat tot een geheel andere beschouwing komt dan het O. M., dat een arrest van den Hoogen Raai citeerde, naar het spreker voorkomt, geheel tea onrechte. Ook kan spreker niet de kwalificatie doodslag en mede-daderschap daaraan aanvaarden. Immers : toen Uitvlugt zou dooden, durfde hij niet en hanteerde daarom den beitel niet. Wel is hoogstens van medeplichtigheid sprake, omhet lugubere werk verrichtte. De juridische kritiek, door Mr. Heres Diddens geleverd op de beschouwing van het O. M., neemt spreker gaarne over. In dit drama is r o o v e n en niet doodslaan het motief geweest. Er zijn vijf din( bank hier straffen zal, waar zoo zwaar werd gen ten laste gelegd, maar er is eigenlijk nog een vergeten. Op dien grond zou spreker tot vrijspraak kunnen concludeeren. Maar het geeft niet, omdat het begrijpelijk is, dat de Recht' gezondigd tegen het leven van een ander. Maar spreker wil opmerken, dat het maximum voor het misdrijf, dat spreker in de gepleegde daden van zijn cliënt kwalificeert, 10 jaar gevangenisstraf is. De Officier van Justitie requireerde een straf van 15 jaren, wat op het misdrijf zooals deze het ziet, niet is het maximum. De kijk, dien spreker heeft gekregen op Uitvlugt, wordt volkomen gedekt door de mededeelingen welke zijn Vader over hem gedaan heeft. Op jeugdigen leeftijd en in kinderlijk oordeel is bedreven wat gebleken is. Moge de Rechtbank alles nog eens nagaan en willen rekenen met de Jeugd van hen, die hier nu als misdadigers zijn geteekend. Ten aanzien van de vraag, welke kwalificatie de juiste moet worden geacht, wil spreker zich refereeren aan de beslissing van de Rechtbank. Maar daarbij hopen, ^at het vonnis de sporen zal mogen dragen van de uiterste clementie. De beide verdachten hebben geen aanleiding nog iets te zeggen of te vragen en berusten in wat de verdedigers over hen hebben gezegd, Het O. M. ziet af van repliek, waarna de Predoen.sident het onderzoek sluit en de uitspraak bepaalt op Vrijdag 9 December a.s. De zondige jeugd wordt weggeleid en de rechtszaal loopt leeg.

De Noord-Ooster 26-11-1932

De Uitspraak



RECHTZAKEN. Gerechtshof te Leeuwarden. Zitting van Donderdag 2 Februari 1933. 

Zijn grootvader vermoord.
A M, 18 jaar, timmerman te Musselkanaal en H. U., 21 jaar, bakkersknecht, eveneens te Musselkanaal, gemeente Onstwedde, zijn door dc rechtbank te Winschoten wegens moord respectievelijk veroordeeld tot 12 en 10 jaar gevangenisstraf. De officier ging tegen beide verdachten in appèl, terwijl verdachte U. mede hooger beroep aanteekende. In dc dagvaarding lezen wij, dat verdachten op 29 Juli j.l. te zamen en in vereeniging en opzettelijk na een van te voren beraamd plan Everwijn Huiting van het leven hebben beroofd, door zich daartoe te zamen naar diens woning te begeven, en na die te zijn binnengedrongen Huiting op den grond hebben geworpen. Verdachte M., familielid van den vermoorde, is daarbij ten laste gelegd zün grootvader niet een scherp geslepen beitel herhaaldelijk te hebben gestoken of geslagen in hoofd en bovenlichaam en zich daarbij van de hulp van zijn medeverdachte te hebben verzekerd. Subsidiair is aan den eersten verdachte ten laste gelegd na een van tn voren in kalm overleg gemaakt plan, Everwijn Huiting van het leven te hebben beroofd en den tweeden verdachte daarbij opzettelijk behulpzaam te zijn geweest, dat beide verdachten Huiting van het leven hebben beroofd, welke doodslag . is door diefstal, doordat verdachten direct na Huiting te hebben gestoken een tabaksdoos, waarin on. een geldsbedrag van ƒ 66, benevens een portefeuille, hebben weggenomen. Ten slotte is aan verdachten ten laste gelegd te zamen en in vereeniging een tabaksdoos, inhoudende een bedrag van ƒ50,-- en een portefeuille te hebben weggenomen, welke diefstal is voorafgegaan of ver! van geweld tegen meergenoemden Huiting, die ten gevolge daarvan is overleden. Een achttal getuigen zijn gedagvaard. Verdedigers zijn mr. J. lleeres Didde en mr. Stoel te Winschoten.
De moord te Onstwedde berecht. Twee groote kinderen voor de vierschaar. Eisch voor ieder: 15 jaar gevangenisstraf

De Noord-Ooster 3-2-1933

1 opmerking:

Harry Perton zei

Nogal lage straffen. Een grootvadermoordenaar zou voor 1800 gevierendeeld zijn.