woensdag, december 05, 2018

Grunnegers bie zaikte en nood in 1840 , Remedie: Help joe zulf, zoo helpt joe God!




Fragment: Zoamensproak tusschen Hendrik Mol en Jan Knol (1840)

Knol:
Nou, ik wed den doch dat ‘k ’t roade
Om en kopke sukkeloade,
Of om koffie mit wat kouk.
Is ’t den en receptenbouk?

Mol:
Nou!.......nou zuik ie mie te foppen
Of en knol ienne hand te stoppen
Want ik heb bie ’t algemein
Nooit zo’n wonderbouk nijt zijn

Knol:
Nijt! ------- nou ‘k zel joe ’n veurbeeld geven
Hou zoo’n boukje dijnt geschreven
-          Hei je zeerte ienne kop
-          Dou er den veld-polei op.
-          Lied ie aan gevatte kolle, ---
-          Wijt je wel woar ik ’t veur holle!----
-          Zij, de vledderbloume wast doar
-          Bruuk ie dij , den ben je kloar.
-          Hei je kolle ien de d’iengewannnen
-          Zij, jie mout joe nijt verbrannen ---
-          Moar wat franse Brannewien
-          Is en heerlik medesien
-          Ken je ’s nachts niks doun as woaken
-          Loudium zel ‘beter moaken
-          Hei je wat te staarke loop,
-          Doar is waitenstoet te koop
-          Dij an t woater labberijren
-          Ieperen-schil zel heur kerijren
-          Wordt de koors joe tot en last
-          Eet gemoalen kinabast
-          Wil joe ’t hoar tou kop uutvallen
-          Knolle-nat is t best van allen
-          Scheelt ’t joe an onzuver bloud
-          Den is cremertartrie goud.
-          Is de moag joe op de riddel
-          Den is ’t vasten ’t beste middel
-          En veur treurighaid is wien
-          ’t Allerbeste medesien
-          Of zoo ie as flauw mogt wezen
-          Hofman zel joe weer genezen

En den heurt er bie op ’t lest:
“Bruuk ’t moar: probatum est!”
Zou mout en receptenbouk wezen.
’t Is heil nuttig om te lezen;
Want zoo joe en beetje scheelt,
En ‘op lest joe verveelt,
Huif ie vort gain docter hoalen,
En, -----wat meer zegt----- nijt betoalen
Krieg den joen remedie-pot;
Help joe zulf, zoo helpt joe God!

Fragment uit:
Wijt je woarom Ekma schelt?
’t Is uut wroakzucht en om geld.
EN RIEMKE veur HET ALGEMEIN
In de grön’ger tongval
Deur JAN PAK-AN
Uitgegeven te Groningen, bie J. Haftenkamp, 1840

woensdag, november 28, 2018

DE STAKING IN DE DRENTSE VENEN 1935




DE STAKING IN DE VENEN. (Bij het gedicht „De Turftrappers' van Martien Beversluis).
DE veenarbeiders staken. Vrijwel de gehele turfindustrie is stilgelegd, melden de bladen. Het conflict omvat de veenderijen in de Valther-, Exloër- en Weerdingermonden, het Roswinkelerveen, Emmer-Erf-scheideveen, Barger Compascuum en de Krimse venen in Noord-Overijsel. De oorzaken van het conflict ? Wie een ook maar enigszins ingewijde is in de ontzettende toestanden, die er heersen in de armste, meest verwaarloosde hoek van ons land, in de Zuidoosthoek van Drenthe, wie het leven van de Drentse veenarbeiders van nabij heeft leren kennen, het materiele en geestelijke peil, waarop hun troosteloos en uitzichtloos bestaan zich beweegt, wie de woningen heeft aanschouwd, waarin zij met vrouw en kinderen een belangrijk deel van hun leven moeten slijten, — hij zal deze daad van eindelijk verzet tegen de uitbuiting en vernedering van harte toejuichen. Alsof de stoffelijke en geestelijke nood, waarin deze veenarbeiders verkeren, nog niet groot genoeg is, komen thans de heren verveners met een loonsverlaging van 15 pct. en opheffing van wat zij de „franje" durven noemen, nl- hsl vrij gebruik van brandstof enz. (De lezer make zich van dit z.g. vrij wonen en vrij turfgebruik, maar vooral van het woordje enz. geen bijzondere voorstellingen). Telt men alle verslechteringen, welke thans door de verveners worden voorgesteld, bij elkaar, dan komt men tot een loonsverlaging van 2 pct. Wanneer men nu weet, dat sinds 1920 de lonen der veenarbeiders met meer dan 50 pct. (dus meer dan de helft!) zijn verlaagd, dan begrijpt men, dat de grens van nood en ellende bereikt Is en dat de bevolking der Drentse venen de ondergang nabij Is.
De stemming onder de stakende veenarbeiders is uitstekend. Zij zijn vastbesloten de staking vol te honden tot de overwinning. Onze plicht is het, hen te steunen In hun strijd met alle middelen die ons ten dienste staan
De Tribune : soc. dem. Weekblad 10-05-1935


DE TURFTRAPPERS. 
(Geïnspireerd op de nood in de venen....) 
door MARTIEN BEVERSLUIS          

Over de venen bij Valthermond
kruipen Gods armste kinderen rond;
zwoegen de turfgravers, dorstig en krom
vanaf hun jeugd tot hun ouderdom.
Al deze tobbers zo door elkaar
sterven er het meest voor hun veertigste jaar

Refrein:
Trap! trap!
Maar iedere stap
is voor de kas
van de vennootschap.
Zelve verdien
Je voor de tien
bijna één cent bij de baggermachien.
Makkers je graaft zo je zelve een graf,
Graaf onder hen!
En trap van je af.

Heet is de zon en heet zijn hun handen,
Heet zijn hun monden en ruggen, die branden;
Heet zijn hun ogen. die eeuwig door zien
naar weer een bak van de baggermachien.
Diep in de venen bij Valthermond,
zie je de drama's vlak bij de grond.

Meisjes ze zitten er verzwakt en vroeg oud;
vrouwen, gebocheld, als bagger vergrauwd,
steken de turf of trappen ze aan,
kammen, of doen ze op stapels staan.
Vierduizend baggertjes op één dag
moeten er klaar zijn op hoger gezag.

's Morgens om zes uur zie je ze al tobben,
tussen de duistere torens der stobben,
's Avonds om vijf uur zie je ze gaan,
moe en verlept, verdomd en verdaan.
Over de venen van Valthermond
lopen de vrouwen op plankjes rond.

Die in de put zit bij Valthermond,
vijftien steek diep in de zompige grond,
heeft zijn gedachten bij modder en stek,
haat alle zon en staat in de drek.
Wie maar een pauper is hier in het veen,
komt in de put of hij dobbelt er heen.

Vroeger toen kostte de bunder wat centen,
ledere boer had zo’n brokje van Drenthe.
Toen kwamen de heren uit betere stand
met den notaris, en kochten het land;
kochten het veen en daarbij den proleet,
die 't niet verstaan heeft en 't nog niet weet,

Kom je nu Emmer-Compascuum voorbij,
zie je de naamlozen staan in de hei.
Naamloze vennoten, trusten en gappers,
nameloos leed van naamloze trappers.
Kom je Nieuw-Weerdinge langs op je fiets,
dan vind je het mooi dan zie je er niets.

„Gaat naar de heide! Ze golft als de zee *
„Mooi Valthermond!" schrijft de A.N.W.B..
Trapt u er langs? ginds trappen ze vaster.
Daar staan getrapten met stik en ballaster.
't Is om te kieken bij Valthermond.
Hutjes van leem voor de horizont.

Zie je ze schuiven, de schuiten vol brand?
't Komt uit de graven van Nederland.
Alles gestoken, gestampt en gevouwen,
Onder de voetjes van kinderen en vrouwen,
Zij, die hen uitgeput dood laten gaan,
maken er zich de kachel mee aan.

Heer in den hemel! Ga hier nu eens rond!
Kijk in de putten van Valthermond.
Laatst bleef er eentje, z’n kop hing als lood,
oververmoeid bij zijn wasblikje dood
Eindelijk rustte hij onder de grond,
in een klein putje bij Valthermond

Stekers en gravers! de vuist klem je vaster,
straks om je opschort en om de ballaster!
Buk je voor 't laatst, de grond moet gebroken!
't Veld van je meester moet afgestoken.
Stijgt met je stikkers dan op uit je graf!
't Kapitalisme is bagger! Steek af!