dinsdag, april 26, 2016

Verslag over een brand ten huize van schoenmaker en barbier G. Schaap 1873

Stadskanaal , 25 April. 

De schoenmaker en barbier G. Schaap bij de voorste draaibrug alhier, was met zijne vrouw om zaken en familiebezoek van huis en wel naar Pekela en Winschoten. Ze hadden hun zoon van 17, hunne dochter van 16 en een jongentje van 9 jaar te huis gelaten. 

Gistermorgen om ongeveer 3 uur werd de oudste zoon wakker. Hij ontdekte eene brand- en stiklucht, en ging van bed af om het te onderzoeken. Hij wilde vooreerst de buitendeur openen, maar scheen door den schrik zoo ontsteld te zijn, dat hij niet wist wat hij deed. Hij liep naar bed en greep zijn broertje er af, met welke op den arm hij van voren naar achteren liep. Eindelijk kwam hij te struikelen en liet zijn last vallen zonder er weder om te denken. Het meisje, dat inmiddels was opgestaan, wilde de deur openen. Zij schoof er den bovensten grendel af en viel, toen ze de onderste er af wilde doen, bewusteloos neder. 

Een zoon van den molenaar D., die toevallig van Wildervank daar voorbij kwam, ontdekte de brand. Hij wekte de buren, waarvan eenigen eene brandspuit haalden.

Ill: Nieuwe Veendammer Courant 1872

Een er van luisterde aan de deur en geen het minste gerucht vernemende, dacht men dat er niemand in huis was. Eenige oogenblikken later meende men gekreun te hooren. Men ramde de deur in en vond daar het meisje, terwijl de oudste zoon in de kamer bij het schot lag, beiden bewusteloos en erg gebrand. De jongste knaap werd bij eene der vensters gevonden en was bijna ongedeerd gebleven. 

Het meisje is tot haar bewustzijn teruggekeerd, de jongste zoon is schrikachtig en d' oudste schijnt nog eenigzints buiten kennis te zijn. 't Is te hopen, dat allen spoedig herstellen mogen, daar de slag voor de ouders anders hard zoude zijn. Het verbrande was verzekerd, maar volgens algemeen gevoelen veel te laag.

Ill: Nieuwe Veendammer Courant 1873

Artikel uit: Provinciale Drentsche en Asser courant 28-04-1873

maandag, april 25, 2016

Een interview met een negentig-jarige

Een interview met een negentig-jarige. (1939)


Vandaag viert de heer Oosterbaan, inwonend bij zijn schoonzoon den heer Haak te Stadskanaal, zijn 90sten verjaardag In weerwil van dezen hoogen leeftijd is de heer Oosterbaan nog zeer kras, regelmatig kan men hem op zijn dagelijksche wandelingen, die zich niet beperken tot de onmiddellijke omgeving van huis en hof, aantreffen. 

de nog krasse negentigjarige heer Jacobus Oosterbaan
geb.14 feb.1849 Harlingen -gest.18 juni 1943 Stadskanaal


Naar aanleiding van dit feit zijn wij met den heer Oosterbaan eens een praatje gaan maken, waarbij bleek dat hij over een uitstekend geheugen beschikt en zich zelfs kleinigheden van een menschenleven terug weet te herinneren. De heer Oosterbaan maakte een belangrijk gedeelte van de ontwikkelingsgang van de veenkoloniën mede en weet daarvan op onderhoudende wijze te vertellen. 

Op onze veronderstelling, dat er in al die jaren wel het een en ander veranderd is, geeft hij nog een uitgebreide uiteenzetting. ,Nou, en of! Toen ik nog een kleine jongen was, was aan den weg naar Pekela het hoogveen nog aan den weg; waar nu de koppelsluis is, was toen een dam; de weg zelf was toen nog maar een zandweg. 

Vanaf Wildervank over Musselkananaal naar Ter-Apel kon je toen nog aan den kant van den weg op het hoogveen zitten uitrusten. Langs het kanaal was het een drukke beweging. Er waren verscheidene scheepshellingen. Op Stadskanaal minstens zes stuks. Ook de andere handwerkers hadden druk werk. 

Mijn vader was kleermaker, als jongen van 10 jaar moest ik al meehelpen. Dat duurde twee jaar. Toen was ik zoo ver, dat ik mijn eigen broek kon maken; daarna veranderde ik van affaire en werd schoenmakersleerling. Ik kwam toen bij een B. Schaap in de leer. Van deze familie Schaap heb ik vijf geslachten gekend. Gemakkelijk hadden we het niet, we werkten van 's morgens 5 uur tot 's avonds 7 uur, des winters van 's morgens zes tot 's avonds acht. En er moest hard gewerkt worden in die dagen, want er was heel wat te doen. Als volwassen schoenmakersknecht verdiende je toen ongeveer fl 100. plus kost en inwoning.

Veendammer Courant 11-11-1868

Vereenigingen en zoo waren er toen nog niet, later was er alleen een zangvereeniging, waarvan mijn vrouw en ik beide lid waren. De directeur, meneer Kolkman, heeft ons wel geleerd wat zingen is.

Nieuwe Veendammer Courant 6-11-1895

Werkloosheid kende men toen nog niet, alles was bedrijvigheid. Ongeveer 65 % van de bevolking hier bestond uit handwerkslieden. Groote winkels zooals nu bestonden er nog niet. Wel werkte men toen bij Daggers in Veendam bijvoorbeeld al met 13 man. De machine had toen zijn intrede reeds gedaan voor het maken van het bovenwerk.

Advertentie 16-03-1912

Ik heb Stadskanaal zien groeien uit het „ruwe veen" de vruchtbare landerijen zien ontstaan". Onderhoudend vertelt de oude heer dan verder, van de evolutie der veenkoloniën, van de „Lipskers", veenarbeiders uit Duitschland met hun eigenaardige begrafenis-ceremonie, van de Hannekemaaiers, eveneens Duitsche maaiers uit O.Friesland, die deze streken destijds op gezette tijden bezochten teneinde hier te lande te werken. 

Op de vraag, welke van de nieuwe uitvindingen hij nu wel het mooist vindt, kan de heer Oosterbaan geen antwoord geven. ,,'t Is alles zoo mooi en zoo gemakkelijk geworden. 't Is eigenlijk net alsof de wereld kleiner geworden is, vooral door de radio: je hoort maar zoo de menschen praten die vanuit Indië tot je spreken. Daar kan ik met mijn verstand niet bij! 

En dan het verkeer. Vroeger, toen mijn broer soldaat moest worden, moest hij loopende van Stadskanaal naar Grave bij Nijmegen. Dan waren ze 8 of 9 dagen onderweg en werden ze gedurende deze reis bij burgers ingekwartierd. Nu kan men in één dag heen en terug reizen naar Amsterdam en nog op visite gaan ook, zooals ik zelf vijf weken geleden nog gedaan heb. En als je nog vlugger wilt, dan ga je met de vliegmachine, veertig minuten van Groningen naar Amsterdam !"

Nieuwe Veendammer Courant 1-7-1911

„Zoudt u nog wel eens lust hebben om zoo'n vliegtocht te maken?" „Nee, dat is mij te hoog in de lucht, ik heb altijd hoogtevrees gehad, ik blijf maar liever op den grond, of in den trein. De eerste keer dat ik een trein zag, was nu 73 jaar geleden. We liepen toen „even" van Veendam naar Winschoten om dat nieuwe wonder te zien! De spoorlijn van Harlingen naar Nieuwe-Schans was toen juist klaar en toen heb ik met andere Stadskanaalsters een reis gemaakt van Zuidbroek naar Harlingen.

Nieuwe Veendammer Courant 11-11-1868

Zoo weet de heer Oosterbaan honderden dingen en gebeurtenissen op te halen van driekwart eeuw en zelfs langer geleden. Met een bewonderenswaardige helderheid van geheugen vertelt hij van toestanden en gebeurtenissen van toen. Zelfs stelt hij nog levendig belang in de dingen van onzen tegenwoordigen tijd, terwijl hij dagelijksch zijn wandelingen maakt. „Ik heb mijn beenen altijd goed gebruikt", zegt hij, „als het weer het toelaat ga ik elken dag een uurtje loopen, daar kun je lekker op slapen."

De Noord-Ooster 13-02-1939



donderdag, april 21, 2016

torfke: Terugblik op een cold-case de dubbele moord van Zu...

torfke: Terugblik op een cold-case de dubbele moord van Zu...: De roofmoord te Zuidbroek Na vier jaar de dader aangehouden? Men meent te Antwerpen eindelijk den schuldige te hebben gevonden De Ant...

Terugblik op een cold-case de dubbele moord van Zuidbroek in 1931

De roofmoord te Zuidbroek
Na vier jaar de dader aangehouden? Men meent te Antwerpen eindelijk den schuldige te hebben gevonden

De Antwerpsche politie heeft gisteren aangehouden den 31-jarigen Rikkert Munnik, geboren te Slochteren, die verdacht wordt den roofmoord te hebben gepleegd in den nacht van 25 op 26 Aug. 1931 te Zuidbroek op de weduwe Molanus en haar zoon. De aangehoudene hield verblijf in de Loosstraat te Antwerpen en was in gezelschap van de 45-jarige Nederlandsche vrouw Reina van de Wal, afkomstig uit Winschoten, die gescheiden van haar man leeft. De aangehoudene ontkent schuldig te zijn aan het hem ten laste gelegde. Zijn uitlevering was verzocht door de Nederlandsche Justitie.



WAT ER IN 1931 TE ZUIDBROEK GEBEURDE.

Toen in den morgen van 26 Augustus 1931 de besteller C. Ruchtie in zijn bestelling kwam bij de woning van de 76-jarige wed. W. Molanus, wonende op een kleine boerderij aan den eenzamen weg aan het Winschoterdiep tusschen Zuidbroek en Scheemda met haar eenigen plm. 45-jarigen zoon stond tot zijn verwondering de deur open en loeiden de koeien, daar bleek, dat deze nog niet gemolken waren.
Bij nader onderzoek vond hij in de kamer onder een linnenrek verborgen het ontzielde lichaam van de weduwe met een prop in den mond, terwijl sporen aanwezig waren dat een worsteling was voorafgegaan.
Onmiddellijk waarschuwde hij de buren en de politie, die met den Burgemeester en den dokter een onderzoek instelde. Aanvankelijk dacht men, dat de zoon zijn moeder zou hebben vermoord in een vlaag van drift. Later is men op dit vermoeden terug gekomen, omdat uit de situatie van de plaats waar het slachtoffer gevonden werd bleek, dat hier één of meer personen aan het werk waren geweest, wien het bedrijven van een misdaad niet vreemd was. De wijze waarop de prop in den mond van de oude vrouw was gebracht wees er op, dat hier een „ter zake kundige" aan het werk geweest was. Men achtte hierna de mogelijkheid niet uitgesloten, dat ook de zoon door de onverlaten zou zijn vermoord en dat zijn lijk daarna in 't Winschoterdiep was geworpen. Blijkbaar hadden de misdadigers de bedoeling gehad de woning van de bejaarde vrouw na de gepleegde misdaad ïn brand te steken, hetgeen viel af te leiden uit het feit, dat het beddegoed nog smeulde toen men het huis binnen ging en net slachtoffer vond.
Den volgenden dag werd het lijk van den zoon gevonden in een sloot op 200 meter afstand der boerderij. Het hoofd was ernstig verminkt, terwijl een ketting in de nabijheid lag.
Uit het sectie-onderzoek van dr. Hulst uit Leiden, kwam vast te staan, dat de moeder was overleden tengevolge van verstikking (een slaapmuts was haar in den mond geduwd) en Hendrik door verdrinking. Waar de zoon op het hoofd een groote wonde had van 4x7 c.M. en er op de lijken verdere sporen van geweldpleging (steek- en snijwonden) aanwezig waren, was absoluut buitengesloten dat hier een moedermoord en zelfmoord had plaats gehad.
Bovendien waren aan de woning sporen van braak aanwezig, terwijl eenige zware deuken in het hout van de deur aanwezig waren. De ijzeren deurklink is geheel verbogen en verdraaid.
Zoo kwam men tot de conclusie, dat er sprake was geweest van een dubbelen roofmoord en brandstichting.
Sinds de ontdekking van het misdrijf zijn herhaaldelijk geruchten opgedoken en sporen gevolgd, die schenen te wijzen in de richting van een vermoedelijke dader. Verschillende personen werden destijds aangehouden en voor den rechter-commissaris geleid om te worden gehoord. Ook in het najaar van 1932 werden nog enkele personen in arrest gesteld, doch deze*" moesten later wegens gebrek aan bewijs weer in vrijheid worden gesteld.
Thans is volgens het bovenvermelde bericht een nieuwe arrestatie gedaan. Wij hebben den Officier van Justitie alhier om nadere inlichtingen gevraagd, doch daarbij het antwoord ontvangen, dat deze in dit stadium der zaak niet gegeven konden worden.
18-10-1935



DUBBELE MOORD TE ZUIDBROEK NA 4 JAAR OPGEHELDERD DE VERMOEDELIJKE DADER TE ANTWERPEN AANGEHOUDEN HET LOT VAN DE WEDUWE MOLANUS EN HAAR ZOON

Zooals men zich nog zal herinneren, heeft zich in den nacht van 25 op 26 Augustus 1931 in de gemeente Zuidbroek een afschuwelijk drama afgespeeld, waarbij de 76-jarige mej. de wed. W. Molanus en haar 45-jarige zoon het slachtoffer werden van een duistere misdaad. Naar de daders werd tot nu toe tevergeefs gezocht. Wel werden indertijd verschillende arrestaties verricht, doch steeds moesten de aangehoudenen weer op vrije voeten worden gesteld. Thans seint men echter uit Antwerpen : Door de politie is hier gisteren — Donderdag — aangehouden de 31-jarige Rikkert Munnik, geboren te Sloehteren, verdacht van roofmoord in den nacht van 25 op 26 Augustus 1931 op de weduwe W. Molanus en haar 45jarigen zoon. De aangehoudene hield verblijf in de Loosstraat te Antwerpen en was in gezelschap van een Nederlandsche vrouw, genaamd Reina van der Wal, oud 45 jaar, afkomstig uit Winschoten, die gescheiden van haar man leeft. De aangehoudene blijft tot nu toe ontkennen. Zijn uitlevering werd echter door de Nederlandsche Justitie verzocht. Hij zal op transport naar Groningen worden gesteld. Over de toedracht van het drama memoreeren wij het volgende : Toen de postbode C. Ruchtie Woensdagmorgen 26 Augustus 1931 te omstreeks 10 uur de woning van de wed. Molanus te Zuidbroek bereikte, kwam hij tot de ontdekking, dat de voordeur open stond, terwijl de koeien, die niet op tijd gemolken waren, loeiden. Om de oorzaak hiervan te onderzoeken, betrad de man de woning en zag toen tot zijn ontsteltenis het lijk van de bewoonster op den grond liggen. Terstond waarschuwde hij de uren, waarop da burgemeester, de heer H. E. Büurma, die eerst sinds enkele dagen dit ambt bekleedde, op de hoogte werd gebracht, die daarna, vergezeld van politie en rijksveldwacht, alsmede van een dokter, ter plaatse een onderzoek instelde. Bij het betreden van de woning, die zich ongeveer drie kwartier gaans van Zuidbroek bevindt, namelijk te Krommerakken, tusschen Zuidbroek en Scheemda, bemerkte men reeds dadelijk een doordringende brandlucht en toen men de voorkamer betrad stond deze geheel vol met een verstikkenden rook. Deze werd veroorzaakt door het smeulende beddegoed, dat reeds geheel verkoold was. Midden in het vertrek lag het lijk van de 76-jarige bewoonster, de weduwe W. Molanus, die aldaar woonde met haar 45-jarigen zoon. De vrouw, die een gapende wonde aan het achterhoofd had, lag met een prop in den mond onder een waschrek, terwijl het duidelijk was te zien, dat er een worsteling had plaats gehad. Toen men een onderzoek instelde naar den zoon, bleek deze nergens te vinden te zijn. In de kamer, waar hij sliep, vond men wel de kleeren ,die hij den vorigen avond had gedragen, doch zijn werkpak was verdwenen. In de schuur vond men bloedspatten op de deur, zoodat hier vermoedelijk ook een worsteling heeft plaats gehad. Twee mogelijkheden. Het parket uit Winschoten, dat spoedig ter plaatse was, zette het onderzoek krachtig voort. Men begon allereerst met dreggen in het langs de boerenhoeve loopende Winschoterdiep, daar het niet uitgesloten was, dat de zoon was of werd verdronken. Men hield namelijk rekening met twee mogelijkheden. In de eerste plaats, dat men te doen had met een roofmoord. Dit was op te maken uit het feit, dat men op tafel een leege portemonnaie vond, terwijl zich in den rokzak van het slachtoffer slechts enkele centen bevonden. Of er geld vermist werd kon echter niet worden uitgemaakt, daar men niet wist of de oude vrouw in het bezit van spaarduitjes was. Na de vrouw vermoord te hebben zouden de daders (in deze eerste veronderstelling) ook den zoon hebben gedood, hetgeen de bloedspatten in de schuur zouden bewijzen en hem in het hooi hebben verstopt, waarna zij door brandstichting de sporen van hun misdaad zouden getracht hebben te verwijderen. Deze laatste conclusie trok men uit het feit, dat het bed smeulde. De andere mogelijkheid was dat de zoon, die in het dorp bekend stond als een zonderling, zich aan zijn moeder had vergrepen. Was dit het geval, dan bleef het duister, waarom hij, na in een driftbui zijn moeder te hebben gedood, zijn slachtoffer daarna een propL in den mond zou hebben geduwd. Wat er in werkelijkheid was gebeurd bleef echter eerst nog een onopgelost raadsel, totdat enkele dagen later de opstellers van de eerste theorie gelijk kregen. Toen werd n.1. het lijk van den zoon uit een sloot in de nabijheid opgehaald. Wat de doodsoorzaak van de vrouw betreft, viel te constateeren, dat zij vermoedelijk eerst bewusteloos was geslagen en daarna door worging of verstikking gedood. Bij het zoeken naar de daders kon men geen gebruik maken van een politiehond, vanwege den verstikkenden rook. Het slachtoffer hield geen meiden of knechten en woonde alleen met haar  zoon op de boerenhoeve, die zich bevindt op een eenzame plek aan den weg met slechts enkele andere woningen in de nabijheid. De bewoners hiervan hadden van het gebeurde niets bemerkt. De lijkschouwing, door dr. Hulst uit Leiden verricht, bevestigde later deze theorie.
19-10-1935

ONOPGEHELDERD

De moord in Zuidbroek nog steeds onopgelost De aangehoudene van alle verdenking ontslagen

Den7den October hield de Antwerpsche politie, op verzoek van den Officier van Justitie te Groningen, den 31-jarigen Rikkert Munnik, geboren te Slochteren, aan, verdacht van den roofmoord te Zuidbroek, gepleegd op de weduwe Molanus en haar zoon Hendrik in den nacht van 25 op 26 Augustus 1931. Munnik had eind April van dit jaar Noordbroek, waar hij met vrouw en kinderen woonde, plotseling alleen verlaten en was naar Antwerpen gegaan. Na dit vertrek doken, evenals dit vroeger reeds het geval was geweest, weer de geruchten Op, als zou Munnik betrokken zijn geweest bij den dubbelen moord te Zuidbroek. Aanvankelijk hechtte de Justitie daaraan geen waarde, in October bereikten haar echter uit Antwerpen mededeelingen, die deze geruchten schenen te bevestigen. De vrouw, met wie Munnik in de Belgische Scheldestad leefde, deed deze mededeelingen aan verschillende personen in haar omgeving. Zijn uitlevering werd gevraagd en verkregen. Naar wij thans vernemen, heeft het onderzoek van politie en Rechtercommissaris aan het licht gebracht, dat er aan de op 't eerste gezicht zeer bezwarende verklaringen, voor zooveel zij met geheel werden ingetrokken, geen beteekenis kan worden gehecht. Er bestaat thans geen enkele reden meer voor de Justitie om Rikkert Munnik, die reeds eenigen tijd geleden uit de voorlooplge hechtenis werd ontslagen, van den moord te Zuidbroek te verdenken, zoodat dit misdrijf dus helaas nog steeds niet tot oplossing is gebracht.

23-12-1935



DE BEGRAFENIS DER SLACHTOFFERS 28 augustus 1931.
Onze correspondent seint ons om half een Hedenmorgen werden onder groote belangstelling de slachtoffers van den afschuwelijken roofmoord op de algemeens begraafplaats ter aarde besteld. In den droeven lijkstoet was aanwezig als eenig familielid de half-broeder van de weduwe, terwijl wij verder opmerkten den burgemeester, wethouder Tielman, den secretaris, den majoor der rijksveldwacht, alsmede eenige vrienden van de overledenen. Om 12 uur werden de verzegelde kisten in de groeve neergelaten.

Rede van den burgemeester.

Burgemeester BUURMA sprak daarna als volgt: 

Waarde vrienden. Zoo staan wij dan op dezen mooien zomerdag, waaraan deze zomer zoo schaarsch is geweest, op dit stille kerkhof van onze gemeente bij de nog geopende groeve waarin zoo juist is neergedaald het stoffelijk overschot van de beide slachtoffers van den gruwelijken moord hier gepleegd. Nog waren bij mij niet verdwenen de vreugdetintelingen over de gulle ontvangst hier in uwe gemeente, toen ik met u werd opgeschrikt door het vreeselijk gebeuren. Toen ik des morgens met den dokter, den majoor van de Rijksveldwacht en mijn beide politiemannen arriveerden op het stille plekje aan het kanaal en het oude huis zag staan, dacht ik: wat is dit hier een idyllisch oord voor eenvoudige menschen, verwijderd van het wereldgewoel, om er te leven in liefde met plant en dier, maar ook dacht ik er direct bij: wat is dit een rustig plekje om een gruweldaad te volvoeren.' Zoo zijn dan twee menschen, twee eenvoudige vriendelijke dorpsgenooten, door hun belagers overvallen en gruwelijk vermoord. Waarom? Vrij zeker en alleen om eenige spaarcenten te bemachtigen. Eln zoo staan wij hier dan samen om de nog niet gesloten groeve en komt daaruit tot ons deze duidelijke hoorbare stem: „Mensch gedenk dat Gij van Goddelijken oorsprong zijt. Bestrijd de lage driften, die in u opkomen, want doet ge dat niet dan kunnen de gevolgen, zooals wij ook hier weer zien, verschrikkelijk voor u zijn". Daar zijn in het begin enkele aanwijzigingen geweest, die deden denken aan onderlinge twist, aan moedermoord. Persoonlijk heb ik daaraan niet kunnen gelooven omdat door zeer veel Zuidbroeksters mij Hendrik Molanus werd geschilderd als iemand, die geen afstand kon doen van de dieren, die hij verzorgde. En zou iemand, die zoon groote liefde voor dieren bezat, in staat kunnen zijn de hand te slaan aan het beste wat de mensch op de wereld bezit: zijn Moeder? Ik ben blij dat de sectie heeft uitgewezen, dat aan moord en zelfmoord niet mag worden gedacht en voordat uw stoffelijk overschot mee aarde wordt bedekt, Hendrik Molanus, wil ik u van die blaam bevrijden. Wij zullen ons best doen de daders van dezen gruweldaad op te sporen, maar ook wanneer Wij ze niet vinden ondergaan zij toch wel hun straf, omdat zij in hun beste oogenblikken — en die heeft ook de diepst gezonken mensch nog wel — zullen betreuren de schanddaad aan u bedreven. Vrouw Molanus. Hendrik Molanus, namens uwe Zuidbroekster kennissen breng ik u een laatste groet. Rust zacht! 

Hiermee was de droeve plechtigheid geëindigd.

Bron: Nieuwsblad van het Noorden

woensdag, april 20, 2016

Den vreeselijken moord van Stadskanaal 1902

Den vreeselijken moord van Stadskanaal 1902

Een schrille kreet klinkt er langs onze dreven
En wel een kreet van verontwaardiging
Een oudere maagd was het die hier moest sneven
Al door de hand van een ellendeling
Snood was de daad door hem verricht  

Tevens werd daardoor veel onheil gesticht

Stadskanaal, 1 Oct. Een gruwelijke misdaad is alhier j.l. Maandagavond gepleegd. De 45-jarige weduwe A. Vos*, bijgenaamd weduwe Blaauw, is. omstreeks 11 uur in den avond bij den Buinermond voor het huis van den aldaar wonenden brugwachter V.d. Land vermoord. V.d. Land, die zich reeds ter ruste had begeven en om hulp hoorde roepen, sprong het bed uit en begaf zich, na eenige kleedingstukken te hebben aangetrokken, naar buiten, waar hij de vrouw ineengezakt tegen den muur vond, met uitgesneden hals, badende in haar bloed. Een paar snikken nog was het eenige, wat V.d. L. van haar hoorde. De politie, die oogenblikkelijk met het geval in kennis werd gesteld, kreeg aanstonds vermoeden op zekeren Jan Woppenkamp, oud 26 jaar, stucadoor, wonende alhier, in wiens gezelschap de vrouw nog dienzelfden avond was gezien en met wien zij reeds sedert eenigen tijd in intieme betrekking stond. Dien nacht nog werd de verdachte uit zijn bed gelicht en in verzekerde bewaring gesteld. Aan zijne kleeren werden bloedvlekken waargenomen. Eerst ontkende W. alle schuld, doch gisterenmiddag heeft hij, na met het lijk te zijn geconfronteerd, bekend, de misdaad te hebben gepleegd met een scheermes, hetwelk hij, na de wonden te hebben toegebracht, in het kanaal had geworpen. Hedenmiddag heeft het gerechtelijk onderzoek plaats gehad, waarbij is gebleken, dat de toegebrachte verwondingen den dood hebben veroorzaakt. Ook is reeds hedenmiddag, op aanwijzing van W.j het mes, waarmede de misdaad is gepleegd, uit het kanaal opgehaald. Het lijk van de vermoorde zal morgen alhier ter aarde worden besteld. Wat de aanleiding tot dezen moord is geweest, is tot-nog-toe een raadsel. De „moord-rijmer" is er dezen keer bijzonder gauw bij geweest om een „nieuw lied" te maken op deze vreeselijke gebeurtenis. Reeds 's anderen daags werd het nieuwe lied druk gevent. 

Het laatste couplet luidt:

Vrouw Blauw is dood! men begon te visiteeren,
Zij vonden het zoo, als de man nu had gezegd,
Men ging als dader hem nu arresteeren,
Om eens te staan voor menschelijk gerecht.
Ik deed, sprak hij de vrouw de dood doen sneven,
Schenk rechter mij een welverdiende straf,
Ik bid u laat mij toch niet langer leven,
Want ook ik hunker naar het stille graf.



*Grietje Hoekzema (weduwe van Andries Vos) geb. ca 1856 te Middelstum ovl. 29-9-1902 Stadskanaal

Winschoter Courant 4-10-1902

Te Stadskanaal is gisternacht een vrouw van verdachte zeden vermoord ; haar hals is letterlijk afgesneden. De vermoedelijke dader, W., is gearresteerd. Omtrent den te Stadskanaal gepleegden moord meldt men nog: De vermoorde is eene weduwe, L. Vos genaamd en 42 jaar oud. Zij heeft twee kinderen. Den avond van den moord is zij te ongeveer 9 uur in gezelschap gezien van den gearresteerden Woppenkamp, een ontslagen veldartillerist. De moord schijnt ongeveer te 11 uur gepleegd te zijn. Beiden hebben geen gunstige reputatie. Zij moet eene vrouw zijn van verdachte zeden, terwijl hij bij de politie als een gevaarlijk sujet bekend is. Op het geroep van “moord" kwamen de buren toeschieten en vonden de vrouw badende in haar bloed. De hals was letterlijk afgesneden. Slechts een enkele zucht werd nog opgevangen. De moordenaar schijnt toen juist het huis te hebben verlaten. Onmiddellijk verscheen de politie en de vermoedelijke dader werd nog denzelfden nacht uit zijn bed gelicht en gearresteerd. Hij ontkent de misdaad te hebben gepleegd. Op zijn handen en kleederen heeft men echter bloedvlekken gevonden. De kinderen van de verslagene getuigen ook tegen hem.

De Grondwet 2-10-1902

Het motief

STADSKANAAL, 6 Oct. Over den alhier gepleegden moord nog het volgende. De aanleiding er toe was, volgens de bekentenis van Woppenkamp, de volgende. Ongeveer een week of vijf van te voren had hij een ongeteekende brief ontvangen, welks inhoud alles behalve vleiend voor hem was en waarvan hij vrouw Blaauw voor de schrijfster hield. Hierover hadden ze den bewusten avond twist gekregen, waarbij W. zóó in vuur was geraakt, dat hij het mes had getrokken en er maar op ingesneden had, zelf niet wetende, waar hij de Vrouw raakte. Of dit waar is? Wat deed W. met een geheel nieuw scheermes in den zak ,daar hij zich zelf nooit scheerde ? Bovendien moet hij een paar dagen van te voren alhier aan een kastelein verklaard hebben, vrouw Blaauw te willen vermoorden. Ook is door den Burgemeester een weinig haar in beslag genomen, afkomstig van de vermoorde vrouw, dat gevonden werd op de plaat?, waar de misdaad is gepleegd. Hieruit kan men opmaken, dat W. het slachtoffer met de eene hand bij het hoofd heeft gehouden, terwijl hij met de andere de wonden heeft toegebracht. Alles pleit van een moord met voorbedachten rade  Woppenkamp staat alhier bekend als een zeer.gevaarlijk persoon. Reeds op 12-jarigen leeftijd werd hij alhier gevreesd en pleegde hij meer dan eens een brutale diefstal. Op 19-jarigen leeftijd is hij als vrijwilliger in dienst gegaan, doch word weldra, na een luitenant mishandeld te hebben, overgeplaatst naar de klasse van discipline te Vlissingen. Aldaar stelde hij zich echter zoo vreeselijk aan, dat hij krankzinnig werd verklaard on zijn intrek weer nam bii zijne ouders alhier. Het heette toen. dat hij aan godsdienstwaanzin. Eenige voorname ingezetenen ontfermden zich toen over hem: een hunner nam hem zelfs als kind in huis. Doch ook dit was van korten duur; telkens toch bleek het, dat W. slechts verkeerde bedoelingen had, zijne weldoeners bespotte en er telkens op uit was, door menschen iets op de mouw te spelden en ze op alle mogelijke manieren te bedriegen. Nu eens hield hij zich kinderachtig en maakte zich belachelijk, dan weer toonde hij zich als een razende. Voor eenigen tijd sloeg hij in zijne ouderlijke woning alle ruiten stuk, dag van den moord een gehuurde fiets voor fl 10,00 van de hand trachtte te doen, wat hem echter mislukte.
Winschoter Courant 7-10-1902

Stadskanaal, 6 Oct. Zooals ls medegedeeld, heeft Jan Woppenkamp den moord gepleegd met een scheermes. Bij zijn arrestatie heeft bij bekend het mes in de vaart te hebben geworpen. Op zijn aanwijzing heeft men eergister na lang visschen het mes werkelijk in de vaart gevonden. De moordenaar staat bekend als iemand die veel misbruik maakt van sterken drank. Als militair is hij uit den dienst weggejaagd

De ontkenning

Door de doctoren Wiersma en van Olm te Winschoten, is op last van d officier van justitie ten onderzoek ingesteld naar de geestvermogens van den gedetineerde Jan Woppenkamp van  Stadskanaal.  Beklaagde die een volledige bekentenis aflegde den moord op de weduwe Vos (bijgenaamd Blauw) te hebben gepleegd, kwam op die verklaring nu terug en beweert thans aan het misdrijf onschuldig te zijn.

Winschoter Courant 8-10-1902

Het proces

Winschoten, 19 Dec. Te Winschoten stond gisteren terecht Jan Woppenkamp, 20 jaar, stukadoor te Stadskanaal. Hij heeft volgens de dagvaarding in den laten avond van 29 Sept. j.l. te Stadskanaal (gem. Oostwedde), handelende ter uitvoering van een vooraf daartoe genomen besluit, Grietje Hoeksema, wed. van Andries Vos, opzettelijk, teneinde haar aldus van het leven te berooven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, in elk geval te mishandelen, met geweld met een open scheermes twee sneden in den hals toegebracht—één ter rechterzijde, lang ongeveer 11 c. M. en zoodanig, dat de groote halsader (vena jugularis interna) geheel werd doorgesneden en één ter linkerzijde, lang ongeveer 7 c. M.—en dusdanig heeft verwond, dat zij korten tijd daarna door verbloeding is overleden. Beklaagde was met Grietje uit geweest en waarschijnlijk heeft Grietje over een ophouden hunner verkeering gesproken. De familie van Grietje was er tegen en hare dochter had den vorigen avond een brief- aan Woppenkamp geschreven om hem te bewegen hare moeder niet meer te bezoeken. Twee deskundigen en vier en twintig getuigen werden in deze zaak gehoord, terwijl de heer Mr. H. I. Schönfeld als ambtshalve verdediger van bekl. optrad. Het O. M. eischte tegen bekl. eene gev.straf van 20 jaren.

Winschoter Courant 20 -12-1903

Te Winschoten werd in een buitengewone zitting van de rechtbank de zaak behandeld tegen Jan Woppenkamp, 25 jaar, stucadoor, wonende te Stadskanaal, thans te Winschoten gedetineerd, en beschuldigd van moord op de weduwe Vos te Stadskanaal De rechtbank eischte 20 jaar gevangenisstraf, omdat de moord met voorbedachten rade was gepleegd. Beklaagde ontkende ; de weduwe zou zich zelf met een scheermes den hals wel afgesneden hebben. Gedurende de geheele zitting bleef hij zeer kalm en maakte volstrekt niet den indruk een moordenaar te zijn .

Winschoter Courant 21-12-1902

Rechtszaken.
De rechtbank te Winschoten heeft Jan Woppenkamp veroordeeld wegens moord op de wed. Vos te Stadskanaal tot 10 jaar gevangenisstraf. De eisch was 20 jaar.

De Grondwet 4-01-1902


Ontslagbrief Jan Woppenkamp:
Gevangenis Leeuwarden 6 april 1913

Jan Woppenkamp; geb: 16 mei 1876 Stadskanaal - gest. 20 april 1916 Medemblik