RECHTBANK TE GRONINGEN. Zitting van 10 October 1921
POGING TOT DOODSLAG (vergiftiging) TE VEENDAM.
Verdachte is Teunechiena J., 45 jaar, gedetineerd, huisvrouw van den arbeider K. v. d. W. Getuige veldwachter JANSEN deelt mede, dat het echtpaar van der W. of liever de gehééle familie een bijzonder leven leidt. Niemand kan echter zeggen, last van deze familie — die véél ruziet — te hebben.
De heer mr. ROMBACH, officier van justitie, leest de dagvaarding. Verdachte schenkt daaraan haar volle aandacht, nu en dan een blik werpende naar de publieke tribune, die druk bezet is. Ze wordt dan beschuldigd in Juni en Juli j.1. in haar woning te hebben gepoogd.
HAAR MAN TE VERGIFTIGEN,
en ze geeft toe phosphor te hebben opgelost in een kopje en na er zelf van te hebben ingenomen een kleinere hoeveelheid haar echtgenoot te hebben toegediend.
De heer PRESIDENT, die met scherpen blik op deze verdachte neerziet, gaat eerst den getuige A. JANSEN, veldwachter, verhoeren. Deze zegt een fleschje met bruin vocht te hebben ontvangen van den echtgenoot, daar deze zijn vrouw verdacht hem te willen vergiftigen. Voor onderzoek is dat fleschje met vocht opgezonden naar den heer Dr. L. M. van der Berg, apotheker in het Academisch Ziekenhuis te Gronigen. Hij licht toe, dat de politie „soms" heel wat met deze familie heeft te doen.
De PRES. : En is de man van verdachte een drinker ?
VERDACHTE knikt,
doch JANSEN zegt: Och, dat zoo zeer niet. Hij gebruikt z.i. geregeld een borrel. Getuige heeft Dr. Goedhuis nog gevraagd, of er vergiftigingsverschijnselen bij de familie waren waargenomen, doch deze wist geen vergiftigings-verschijnselen te constateeren.
De PRES. : Gaat U maar eerst even zitten. Op een tot hem gerichte vraag, zegt Jansen nog, dat de personen van verdachte's gezin om zoo te zeggen „klein van verstand" zijn. Als de heer dr. van der Berg als getuige verschijnt, gaat de verdachte even staan, doch ze gaat weldra weer op het strafbankje zitten, scherp luisterend wat er gezegd wordt. Soms knikt ze, dan weer schudt ze haar hoofd met kortgeknipt haar.
Dr. v. d. BERG licht zij:-, uitgebracht rapport uitvoerig toe. Zeer positief verklaart spr., dat de vloeistof in het hem ter hand gestelde fleschje phosphor bevatte, doch de hoeveelheid er in bevonden
WAS NIET DOODELIJK,
het kon allen in het lichaam de bekende storingen (buikpijn, brakingen e.a.) brengen. Dan wordt de verdachte verhoord, want de overige getuigen (echtgenoot en drie kinderen) zijn er nog niet.
PRESIDENT : U bekent hé, verdachte, uw man vergif te hebben toegediend? Hoe deedt ge dat ?
VERDACHTE : Ik deed — 't stond al eenige dagen — Rodent (= rattenkruid) ln een kopje en loste het op in water, doch vóórdat ik het met water oploste, heb ik 'n stukje er zelf van ingenomen. Daarvan is ze twee weken uit stuur geweest, waarom de buren den geneesheer ontboden 't Was om te probeeren, vervolgt ze.
De heer dr. VAN DER BERG merkt daarop den heer President, die het vraagt, op, dat als de vrouw gevoelig voor de hoeveelheid phosphor was geweest, de geneesheer dit wel zou hebben geconstateerd.
VERDACHTE verklaart dan, dat de Rodent al eenige dagen in het kopje stond. Zij nam er van In, vóórdat er water in 't kopje was. Buikpijn en leelijke pijnen overal waren er bij haar het gevolg van, wel 14 dagen lang. De buren hebben daarom den dokter gehaald.
De PRES. : Maar de dokter heeft niets bij u bevonden. Je wist dus, dat het vergif was. Waarom hebt ge dat uw man dan ln de koffie gegeven en eerder ook in boonen? Wildet gij uw man dood hebben ?
VERDACHTE (eenigszins geroerd, doch zich direct herstellend) : Ik wilde mien man nait dood moaken, o nee !, want ik wos wel, dat hai d'r nait kapot van zol goan. Wat hai kreeg, was veul minder dan ik nomen har....
De PRES. houdt aan en zegt : Maar waarom — verdachte komt 'n stap dichterbij — deedt ge dat nu dan ? Waarom ?
VERDACHTE (met klemmende stem) : Mien man is, wie binn'n 23 joar trouwt, altied zoo lelk (= kwaad), zoo slecht tegen mie west. Hai drinkt altied zoo veul en den....
De PRES. : Niet altijd. Hij gebruikt volgens den veldwachter wel eens een borrel.
VERDACHTE vervolgt dan, dat haar man te véél drinkt. Mijn doel was — omdat haar man haar steeds zoo sloeg (mishandelde) —hem (den echtgenoot) beter te maken voor zijn gezin. En doarom gaf ik hom wat in de koffie, doch het was veul minder dan dat wat ik gebruukt har.
PRES. : Hadt ge ook al niet gedreigd uw man te zullen vergiftigen ?
VERDACHTE : Ik heb hom zegd, dat hai ook wel ains wat kon kriegen. Want mie lachte hal altied oet, omdat ik zaik was
De PRES. : Maar ge hadt ook een verzekering op het leven van Uw man afgesloten, is 't niet ? VERDACHTE : Ja, van f 100.
De PRES. : Maar je man wist daar toch niets van.
VERDACHTE: Moar doar heb 'k toch nait bie docht. Ik loerde doarop toch nait, want de polis der van heb ik nait verstopt.
De PRES. : Maar, waarvoor was die verzekering van f 100 dan ? VERDACHTE: Natuurlijk, om 'n poale op zien graf te koopen, wat
PRES. : En dan er op : Rust zacht lieve man ?
VERDACHTE (gevat): O nee, dat nooit. Allain veur de noam, meer nait. Het stait toch wat beter... Ze wilde den verzekeringsagent nait an de deure hebben, omdat heur man steeds zulke slechte gedachten over heur har....
Op aanwijs van den heer PRESIDENT, informeert deurwaarder Jans of van der W. en de drie kinderen er al zijn, dóch ze zijn nog niet in 't gerechtsgebouw, ofschoon ze er evenals Jansen wèl konden zijn. De heer mr. ROMBACH verzoekt akte van dit niet verschijnen.
VERDACHTE deelt dan mee, dat haar man wel wéét, waarom hij er niet is. 't Is gain beste, heeren !
De PRES.: Praten jullie wel thuis ?
VERDACHTE : Wainig, 't is altied roezie ! En op dei middag — zegt ze — dou ik koffie inschonk, woar dat in was, luit mien man het stoan en gong ain van de kinderen er direct mit op de loop noar de politie.
PRES. : En het andere ?
VERDACHTE : Dou ik dat begreep, dat ze noar de politie gingen, heb 'k al 't andere wegspuilt.
De rechtbank begeeft zich thans in raadkamer, want de 4 overige getuigen zijn er niet.
Terugkomende, deelt de heer mr. ENKLAAR mede, dat op 7 November e.k. deze zaak opnieuw ter rolle wordt gebracht. Ook de getuigen Jansen en dr. v. d. Berg moeten er dan weer zijn. En ... verdachte wordt weggeleid.
VERDACHTE : Wainig, 't is altied roezie ! En op dei middag — zegt ze — dou ik koffie inschonk, woar dat in was, luit mien man het stoan en gong ain van de kinderen er direct mit op de loop noar de politie.
PRES. : En het andere ?
VERDACHTE : Dou ik dat begreep, dat ze noar de politie gingen, heb 'k al 't andere wegspuilt.
De rechtbank begeeft zich thans in raadkamer, want de 4 overige getuigen zijn er niet.
Terugkomende, deelt de heer mr. ENKLAAR mede, dat op 7 November e.k. deze zaak opnieuw ter rolle wordt gebracht. Ook de getuigen Jansen en dr. v. d. Berg moeten er dan weer zijn. En ... verdachte wordt weggeleid.
2 opmerkingen:
Hou zol dit oaflopen?
Ze zijn pas in 1936 gescheiden: http://www.allegroningers.nl/personen/weergave/akte/layout/default/id/541d8006-3877-e18c-8636-a190e39b3cd4/q/persoon_achternaam_t_0/Jager/q/persoon_voornaam_t_0/Teunechina/q/persoon_rol_s_0/0/q/persoon_achternaam_t_1/Werf/q/persoon_tussenvoegsel_t_1/van der/q/persoon_voornaam_t_1/klaas/q/persoon_rol_s_1/0
Een reactie posten