Onderstaand verslag heeft toentertijd veel bijgedragen aan de beeldvorming van armoe in de Drentse venen. Ook hier kun je van zeggen dat een schrijnend plaatje meer zegt dan duizend woorden.
DE NOOD IN DRENTE. 20.000 OP DE GRENS VAN DEN HONGER! ER WORDT WEER GELEDEN IN HET VEEN... Menschonteerende toestanden.
(Van onzen specialen verslaggever.)
EMMEN, 30 Jan. 1926 — Een regendag in 't drassige veen van Drente's grootste gemeente: Emmen. Meer dan 25 dorpen omvat het, 43.000 zielen telt het, de meestea wonend buiten de dorpskom, ginds in het veen. En van die 43.000 zijn er zoowat 20.000 noodlijdend, levend op de grens van den honger — of aan den anderen kant daarvan. Neen, wie ervan leest of hoort, kent dit armoedige land niet, omdat alleen de eigen waarneming, het zien van di" verrotte en verzakte krotten, van die menschonteerende verblijven, die men „woningen" noemt, van die physiek achterlijke stumpers van kinderen, van die smerig? dekenlooze bedsteden met een zoodje vodden erop — omdat alleen die eigen waarneming een indruk kan geven van de uiterste armoe, van het schrijnende leed, dat de Emmensche veenbewoners doorstaan.
Uitgenoodigd door een comité van ingezetenen heeft een aantal journalisten één dag rondgekeken in al die ellende, gebaggerd door de kleffe, drassige veenmassa naar die keeten, waar gezinnen — en bijna altijd groote gezinnen — hun “Leven" slijten. Hoe zoo'n keet er uit ziet? Och, het is waarlijk al te gauw beschreven! Vier wanden van plaggen of van planken en een bedekking erover, die doorgaans meer van een zeef dan van een dak weg heeft. Overdrijving?
Wij hebben gisteren gestaan in een hutje, waarin op vijf. zes plaatsen pannen en potten stonden om het water dat in stralen door het „dak" in de „kamer" stroomde op te vangen. De schoorsteen, omplakt met ouwe kranten, lekte aan alle zijden, de vloer dreef. En in al die matelooze ellende zat een vrouw met een kind van twee, drie jaar op schoot! De man is bij de werkverschaffing, dit brengt een gulden of negen a. tien in de week — daar moeten er zeven van eten! Zeven moeten ervan gekleed gaan, er hun heele bestaan mee dekken! Is het dan wonder, dat de kost hoofdzakelijk, zoo niet alleen, uit glazige veenaardappels bestaat, dat onder- en bovenkleeding bij gebrek aan een tweede stel nooit verwisseld kunnen worden, dat de .dekens" niet anders zijn. dan vodden en lappen, vol gaten en dun als vlaggedoek?'
Of de gemeente niet ingrijpen kan? Zeker, en zij doet het, gaat al ver boven haar krachten uit, besteedt ƒ 120.000 Jaarlijks aan armenzorg, maar het is nimmer genoeg. De turfindustrie, na een oorlogsperiode van hoogconjunctuur, ligt tegen den grond, is verdrongen door de steenkool, en nu al jaren lang moet er geteerd worden op de verdiensten van beteren tijd. Maar gezinnen van acht, tien. twaalf man teren snel! De honger en de armoe waren al gauw bekende gasten, en nu dobbert het veenvolk tusschen armoe en ellende, drijft het op twee kurken, die het niet dragen kunnen: de armenzorg en de werkverschaffing. De ramp is chronisch. Maar zij kent perioden van dragelijkheid cn van ondragelijkheid. Ook in de veenstreek heeft het gestormd en geregend, hebben de keeten het zwaar te verduren gehad, en voor 1926 ziet het er met de kansen van de turfindustrie somber uit. Zoo beleeft Emmen nu weer den tijd. waarin de maat overloopt, als er niet geholpen, gauw en goed geholpen wordt.
In verschillende hoeken van het groote dorp hebben wij wat van die krotten bezocht. Krotten, waar twaalf menschen slapen in drie benauwde, licht- en luchtlooze bedsteden, krotten waar — allen slagregen ten spijt — de deur moet openstaan, omdat er geen raam in zit, krotten, zoo miserabel, zoo benauwd en beklemmend, dat ik blij was, als ik weer in den regeu mocht staan. Ook een woonschuit herbergt hier en daar 't gezin. Het „vooronder" is dan tot huis ingericht. Och wat, huis! Wij hebben een vrouw met vijf stakkers van kinderen (drie van 14, 12 en 10 waren juist dien morgen door den dokter voor geheel ondervoed verklaard) gezien in een schuit, waarin de vrouw diep gebogen moest staan, omdat de „verdieping" niet hooger was dan een goeie anderhalve meter. In dat hokje van misschien vijf vierkanten meter oppervlakte leven zeven menschen, die hun thuis slechts bereiken kunnen door te ploeteren langs wrakke planken in het ruim van een lek schip. En wij zijn een oogenblik geweest in een veenhut aan de Duitsche grens, waarin het zóó rookte, dat de oogen er pijn van deden, onhoudbaar. Daarbinnen zat een oude man zijn kleinkind te wiegen. Erger nog! Langs den weg zien we een bult van plaggen. en onze geleider vertelt, dat het ...een huis is. Wij gaan erheen. bovenop het ding staat een verroeste bodemlooze melkbus... de schoorsteen! En erin... daar leven man. vrouw, twee kinderen (het oudste van drie jaar wordt nog door de moeder zelf gevoed! en een zwager. De man verdient zes gulden in de week plus den kost, bij een rijwielhersteller Dat is alles. En de zwager vertelt ons, dat hij nog boete schuldig is — omdat hij op een fiets zonder rijwielplaatje reed.
En zoo ging het verder, over Emmerschans (waar een keetencomplex teekenend ..Klein- Rusland" heet) en Emmercompascuum naar Bargercompascuum: dan langs Zwartemeer en Klazienaveen op Emmen terug. en dan hebben wij een tipje van de ellende gezien, want er zijn op 't veen een 000 van die keeten. in het leven geroepen! En hoeveel beter zou het kunnen zijn — als het geld niet ontbrak! Ginds: een keurig huisje, gebouwd met voorschot ingevolge de landarbeiderswet, behoorlijk ingedeeld, goed dicht, tegen storm en regen bestand. Dat is veel gewonnen, al drukt ook daar de armoe, omdat de werkverschaffing natuurlijk geen voldoende inkomsten oplevert, om er jaarlijks f 200 renten en aflossing van te betalen! Maar goed — hier leeft men dan toch behoorlijk beschut, hier Is niet noodig wat ginds niet anders kan: dat de leden van het gezin... om beurten slapen moeten! Hier moet worden geholpen. Hier werkt, gelijk het comité, het in zijn oproep uitdrukt, „een doorvretende kwaal, die, gelijk de tering haar slachtoffer, het volksgeluk en de volkswelvaart langzaam ondermijnt". Het hier bedoelde comité van ingezetenen, dat den ergsten nood wil lenigen, telt vertegenwoordigers van tal van vereenigingen van allerlei aard en soort. Het wil geen steun aan één richting, aan één overtulging ot één kleur — het wil alleen maar: helpen! Daartoe behoeft het den financieelen steun van Nederland, opdat bet straks niet met leege handen sta tegenover de vele armen in de gemeente Emmen. Zendt daarom uw bijdragen, groot of klein, naar den penningmeester van het werkcomité, dat uit het, ingezetenencomité is samengesteld, en waarvan men hieronder. de leden aantreft. Op toezending van gedragen kleeren dringt het comité niet aan. omdat de practijk geleerd heeft, dat de verdeeling daarvan zooveel moeilijkheden met zich brengt.
Gelden worden gaarne ingewacht door den heer J. H a d d e r s R z n.. te Emmen. penningmeester van het werkcomité. Zij kunnen ook gestort worden op de postrekening van het comité: no. Ï9400. Het werk-comité van het Centraal Steuncomité Emmen bestaat uit: eere-voorzitter: G. Kootstra. burgemeester van Emmen; voorritster: H. A. van R i e l-S m e e n g e, voorzitster der afd. Emmen van de Ned. Vereen, van Huisvrouwen, oud-schoolopziener. Iid van den gemeenteraad; secretaris J. Rijntjes, voorzitter der afd. Emmen van het Ned. Roode Kruis, inspecteur der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen; penningmeester: J. H adders Rzn., secr.-penn. van de Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer, oud-wethouder van Emmen: dr. A. Roodvoets, secretaris van het Groene Kruis Emmen, commies ter gemeente-secretarie; S. Postr a, voorzitter der Handelsvereeniging te Emmen. lid van den gemeenteraad, hotelhouder.
Telegraaf 30 januari 1926
De van oorsprong Knoalster Liereman Geert Teis Pzn. (G.W. Spitzen) droeg ook een steentje bij. De dichter vroeg op eigen wijze, geheel belangeloos via onderstaande poëtisch pamflet aandacht voor een geldinzamelingsactie van het Werk-Comité.
De aokster in 't broene veen.
Hondsrogge, glinsterg van glinterg zaand.
Weerszieden 't maogere laand,
En, den de broene sponzegrond:
Haaide, scheper, schaop, Siep de hond.
Ales stil.
Schel en gril
Schattert schetterg mit wupwapvlaigen
De aokster: ainzaom veld is hom aigen.
Broene grond: glende gaold in daipe laogen,
Waarker komt, graft nachten en daogen,
Daogen en nachten
Wuilt he gaolden vrachten,
En 't dijt en 't waast: zegen veur waarkende haand,
En den……. waggelt daor zee ja van zuiver,
Gaolft 't, ja van gaold over 't laand!"
En gain aokster, witzwaarde rover,
Vlogt meer over,
Gloop vilaaineg en glee
Nao stilder stee.
Zo was dat ainmaol,
Ainmaol…………….
Daor is 'n aold vertelster, twaidoezend Jaor sikkom leden,
Van lutje kebouters, ze gruiven en bulgen en deden'
Wied
Veur hunnebedden-tied,
En wullden daip deel in de'eerde
En vonnen wondere weerde
Van gaold, haorstraolend gaold,
En dr wordt wieder verhaold:
Nauw haar dat volkie — Nevelingen hait 't in de bouken
— Nauw haren Nevelingen 't gaold propt in hörns _ en houken,
Daor kwam heur ongemak: ellende kwam honger. zaikte, nood en zokke dingen
Dat hait van aolder heer: de vluik van 't gaold bie de Nevelingen.
Wat ainmaol was, nog is 't tot op ons tied,
In hail de wereld, is hier, is wied en zied.
....As de wereld zo aold Is de vluik van 't gaold.
Daor broken — dat 's leden nou twaalf jaor —
Broken vlammen uut gaold.. d'oorlog was daor.
De stried om 't golden kaalf begon.
En wel won? Wel won?
Wel Won? Wel vragt nog, wel wonnen het,
Waor hail 't mensdom zok schonnen het,
Waor menselkhaaid zien graf in vonnen het!
De vluik ligt nou as loden haand
Op onze wereld, benaom op dit laand;
Doods is de broene verte, de dode haaide hoog,
En dode dale leeg, en boven de wiedwolkerige boog
Spaigelt in glimmerg stilstierde pudde, dodenspaigel geliek:
En dodenrust op weg, in waoter: gain wagel in daip of wiek.
Inreepte bulten bagel, deelzakte ringen in kloeten,
Gain kaor of kroderplaanke, gain glimp in raom en roeten.
Aarmoude daomelt doeknekt. hou 't wintert en waait en weert,
Aarmoude kraabt en kropt in kwinde om lege heerd.
Gain koffievuur dat smeult op 't hoge, gain smook in lege daal....
'n Maogere krinkel rook uut lege schöstain is 't aal.
Gain waark, gain brood, gain vliet, gain lust:
De loden haand, do dode loden rust!
En d' aokster wupt weer
En gaait te keer En schattert uut zien taargend laggen,
En schettert over huus van plaggen...,
Aokster — vogel van stilhaaid,
Aokster — haoter van aarbaaid,
Aokster — vijaand van vliet,
.. Aokster — beeld van de tied!
Laandslu van 't Wad tot Schelde en 't wiede Vlaonderlaand,
Van Limbörgs zudelkst tippie, tot aan het Vrouwenzaand,
Veuraan ie, Grönnegers, joén taol wordt daor ja sproken,
Joén vliet brócht 't veen aan snee, joén haand het braokgrond brokent
Laandslu aalmaolt, ie hebben wonder daon
Van geefs- en gulhaaid weer — mit 't aarme volk begaon,
Bezöcht mit störm- en waoterstroomsgeweid —
Hier iv ons veen sunt jaoren, hier is 't nog minder steld!
Hier leert in hut en hole weg aan warreldaogse ellend
In 't laand van aarbaaid de lieder zunder end:
De bonker zunder bonk,
de stikker zunder stik,
de graóver zunder grup,
de kroder zonder kaor,
de dieker zunder dieken.
De schipper zunder -vracht in haalf inrudde wieken,
Hai zuls en vrouw en kind in stille slepende teren.
Laandslu dat mot en mout verkeren!!
Wie kennen nait mit dans en met meziek en groot vertier joe lokken,
Nait zingend mit vertoon joe 't geve geld aoftokken,
De Drentse Veennood het gain sier, gain lag, gain laid,
Zij staait — 'n bedelwicht — veur joe in poltenklaid,
En stekt de maogre aarm, de knovvelg kleumde haand
Joe toe. joe Iu van 't haile laand!
Loopt nait verbie. omdat zij stille vragt,
Verstild van 't laange lieden....
Laandslu, zij wacht, zij wacht!! *)
GEERT TEIS Pzn.
•) Stuurt joen gaoven aan den Penningmeester v.h. Werkcomité meneer J. Hadders Rzn.. in Emmen; zien gironummer is 79100.
Andere bladen worden verzocht dit gedicht, dat door den heer Spitzen voor den liefdadigheidsavond te Emmen op 11 Februari was vervaardigd, over te nemen De opbrengst van dien avond bedroeg f 105 65, dat afgedragen is aan den Penningmeester van het Comité.
Nieuwsblad van het Noorden 19-02-1926
LANDGENOOTEN !
In honderden gezinnen in de veenstreken heerscht gebrek. De veenbevolking hongert, lijdt koude. Er is gebrek aan kleeding en dekking, zelfs aan de meest primitieve. Van vèrschooning is geen sprake. Babykleeding is er niet meer. Vele groote gezinnen moeten leven van slechts f 5.— tot f 13.— per week. Stelt U zelf eens in zulk een geval. Waarschijnlijk kunt ge U er niet eens indenken. In de gemeente Emmen met haar 43000 inwoners zijn er zeker duizenden, die niet voldoende te eten en te kleeden hebben. De nood, welke jaren lang, sinds het einde van den oorlog, alhier geheerscht heeft, is dit jaar hooger dan ooit te voren. Er kan worden gesproken van een chronischen noodtoestand. Binnen afzienbaren tijd opent het verschiet voor hen geen perspectief. De gemeente kan niet helpen. De ingezetenen zelf zijn op verre na niet bij machte voldoende in dien steeds stijgenden nood te voorzien. De belastingen zijn in verhouding tot de draagkracht der bevolking reeds te hoog opgevoerd. Groote sommen moeten worden uitgegeven aan armenzorg en werkverschaffing. De kleine middenstand gaat eveneens ten onder tengevolge van de verarming der veenbevolking. Landgenooten, Uw hulp is noodig! Gij, die zoo mild gaaft voor de Borculoramp en den Watersnood, hebt ook weer wat over voor Uw arme landgenooten in het Zuid-Oosten van Drenthe, waar honderden zelfs nog wonen in plaggenhutten, In keeten van planken en bordpapier, gezet op hei natte, koude veen.
De noodtoestand, welke in dit gewest heerscht, is erger dan die, veroorzaakt door wervelwind en water, omdat hij blijvend is en steeds erger wordt. Waar watersnood en wervelstorm plotseling kwamen en gingen, spreken ze natuurlijk dieper tot het daarvoor zoo gevoelige Hollandsche menschenhart. Maar hier werkt een doorvretende kwaal, die gelijk de tering haar slachtoffer, het volksgeluk en de volkswelvaart langzaam ondermijnt. Landgenooten, gij die U zoo liefdadig en milddadig toonde jegens de Belgische, Oostenrijksche, Hongaarsche, Russische en Duitsche kinderen, gij zult toch uw eigen misdeelde jonge landgenootjes niet vergeten! Helpt ons daarom Wij hebben uw hulp dringend noodig. Verschillende neutrale vereenigingen hebben de handen ineengeslagen en een comité opgericht teneinde de noodlijdende bevolking te steunen. Deze vereenigingen zijn: de afd. Emmen en Nieuw-Amsterdam van de Ned. Vereen, van Huisvrouwen, de afd. Emmen van het Ned. Roode Kruis, de departementen Emmen en Nieuw-Amsterdam van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, de Vereenigingen Het Groene Kruis te Emmen, EmmerCompascuum, Nieuw-Weerdinge, Nieuw-Amsterdam, Klazienaveen en Roswinkel, de afd. Emmen en Nieuw-Amsterdam van het Centraal Genootschap van Vacantiekolonies, de Landbouwvereenigingen te Emmen, Barger-Compascuum, Nw.-Dordrecht, Weerdinge en ZuidBarge, de Handelsvereniging te Emmen, het Plaatselijk Belang te Nieuw-Dordrecht en Roswinkel, de Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer te Emmen* de Vereeniging voor Kraamvrouwenverpleging te Emmen. Uit dit comité is een werkcomité opgericht, welk comité de leiding op zich heeft genomen en waarvan de Burgemeester der gemeente Emmen het Eere-voorzitlerschap heeft aanvaard. Landgenooten ! Laat onze bede om hulp niet voor niets zijn. Laat ons straks niet met Ieege handen staan tegenover de armen, de zeer armen dezer gemeente. Wilt uwe gelden doen toekomen aan den penningmeester of storten op onze postrekening no. 79400. Wij verzoeken beleefd geen gedragen kleeren te zenden, aangezien de praktijk leert, dat de verdeeling daarvan veel moeilijkheden met zich brengt.
Het Werk-comité van het Centraal Steun-comité Emmen:
Eere-Voorzitter: G. KOOTSTRA, Burgemeester van Emmen.
Voorzitster: H. A. VAN RIEL-Smeenge, Voorzitster der afd. Emmen van de Ned. Vereen, van Huisvrouwen, oud-Schoolopziener, lid van den gemeenteraad.
Secretaris: J. REIJNT JES, Voorzitter der afd. Emmen van het Ned. Roode Kruis, Inspecteur der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen.
Penningmeester: J. HADDERS Rzn., Secr.Penn. van de Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer, oud-Wethouder van Emmen.
Dr. A. ROODVOETS, Secretaris van het Groene Kruis te Emmen, commies ter Gemeente-secretarie. S. POSTMA, Voorzitter der Handelsvereniging te Emmen, lid van den gemeente raad, hótelhouder. Emmen, 23 Januari 1926.
De Noord-Ooster 30-01-1926
Geen opmerkingen:
Een reactie posten