donderdag, april 21, 2016

Terugblik op een cold-case de dubbele moord van Zuidbroek in 1931

De roofmoord te Zuidbroek
Na vier jaar de dader aangehouden? Men meent te Antwerpen eindelijk den schuldige te hebben gevonden

De Antwerpsche politie heeft gisteren aangehouden den 31-jarigen Rikkert Munnik, geboren te Slochteren, die verdacht wordt den roofmoord te hebben gepleegd in den nacht van 25 op 26 Aug. 1931 te Zuidbroek op de weduwe Molanus en haar zoon. De aangehoudene hield verblijf in de Loosstraat te Antwerpen en was in gezelschap van de 45-jarige Nederlandsche vrouw Reina van de Wal, afkomstig uit Winschoten, die gescheiden van haar man leeft. De aangehoudene ontkent schuldig te zijn aan het hem ten laste gelegde. Zijn uitlevering was verzocht door de Nederlandsche Justitie.



WAT ER IN 1931 TE ZUIDBROEK GEBEURDE.

Toen in den morgen van 26 Augustus 1931 de besteller C. Ruchtie in zijn bestelling kwam bij de woning van de 76-jarige wed. W. Molanus, wonende op een kleine boerderij aan den eenzamen weg aan het Winschoterdiep tusschen Zuidbroek en Scheemda met haar eenigen plm. 45-jarigen zoon stond tot zijn verwondering de deur open en loeiden de koeien, daar bleek, dat deze nog niet gemolken waren.
Bij nader onderzoek vond hij in de kamer onder een linnenrek verborgen het ontzielde lichaam van de weduwe met een prop in den mond, terwijl sporen aanwezig waren dat een worsteling was voorafgegaan.
Onmiddellijk waarschuwde hij de buren en de politie, die met den Burgemeester en den dokter een onderzoek instelde. Aanvankelijk dacht men, dat de zoon zijn moeder zou hebben vermoord in een vlaag van drift. Later is men op dit vermoeden terug gekomen, omdat uit de situatie van de plaats waar het slachtoffer gevonden werd bleek, dat hier één of meer personen aan het werk waren geweest, wien het bedrijven van een misdaad niet vreemd was. De wijze waarop de prop in den mond van de oude vrouw was gebracht wees er op, dat hier een „ter zake kundige" aan het werk geweest was. Men achtte hierna de mogelijkheid niet uitgesloten, dat ook de zoon door de onverlaten zou zijn vermoord en dat zijn lijk daarna in 't Winschoterdiep was geworpen. Blijkbaar hadden de misdadigers de bedoeling gehad de woning van de bejaarde vrouw na de gepleegde misdaad ïn brand te steken, hetgeen viel af te leiden uit het feit, dat het beddegoed nog smeulde toen men het huis binnen ging en net slachtoffer vond.
Den volgenden dag werd het lijk van den zoon gevonden in een sloot op 200 meter afstand der boerderij. Het hoofd was ernstig verminkt, terwijl een ketting in de nabijheid lag.
Uit het sectie-onderzoek van dr. Hulst uit Leiden, kwam vast te staan, dat de moeder was overleden tengevolge van verstikking (een slaapmuts was haar in den mond geduwd) en Hendrik door verdrinking. Waar de zoon op het hoofd een groote wonde had van 4x7 c.M. en er op de lijken verdere sporen van geweldpleging (steek- en snijwonden) aanwezig waren, was absoluut buitengesloten dat hier een moedermoord en zelfmoord had plaats gehad.
Bovendien waren aan de woning sporen van braak aanwezig, terwijl eenige zware deuken in het hout van de deur aanwezig waren. De ijzeren deurklink is geheel verbogen en verdraaid.
Zoo kwam men tot de conclusie, dat er sprake was geweest van een dubbelen roofmoord en brandstichting.
Sinds de ontdekking van het misdrijf zijn herhaaldelijk geruchten opgedoken en sporen gevolgd, die schenen te wijzen in de richting van een vermoedelijke dader. Verschillende personen werden destijds aangehouden en voor den rechter-commissaris geleid om te worden gehoord. Ook in het najaar van 1932 werden nog enkele personen in arrest gesteld, doch deze*" moesten later wegens gebrek aan bewijs weer in vrijheid worden gesteld.
Thans is volgens het bovenvermelde bericht een nieuwe arrestatie gedaan. Wij hebben den Officier van Justitie alhier om nadere inlichtingen gevraagd, doch daarbij het antwoord ontvangen, dat deze in dit stadium der zaak niet gegeven konden worden.
18-10-1935



DUBBELE MOORD TE ZUIDBROEK NA 4 JAAR OPGEHELDERD DE VERMOEDELIJKE DADER TE ANTWERPEN AANGEHOUDEN HET LOT VAN DE WEDUWE MOLANUS EN HAAR ZOON

Zooals men zich nog zal herinneren, heeft zich in den nacht van 25 op 26 Augustus 1931 in de gemeente Zuidbroek een afschuwelijk drama afgespeeld, waarbij de 76-jarige mej. de wed. W. Molanus en haar 45-jarige zoon het slachtoffer werden van een duistere misdaad. Naar de daders werd tot nu toe tevergeefs gezocht. Wel werden indertijd verschillende arrestaties verricht, doch steeds moesten de aangehoudenen weer op vrije voeten worden gesteld. Thans seint men echter uit Antwerpen : Door de politie is hier gisteren — Donderdag — aangehouden de 31-jarige Rikkert Munnik, geboren te Sloehteren, verdacht van roofmoord in den nacht van 25 op 26 Augustus 1931 op de weduwe W. Molanus en haar 45jarigen zoon. De aangehoudene hield verblijf in de Loosstraat te Antwerpen en was in gezelschap van een Nederlandsche vrouw, genaamd Reina van der Wal, oud 45 jaar, afkomstig uit Winschoten, die gescheiden van haar man leeft. De aangehoudene blijft tot nu toe ontkennen. Zijn uitlevering werd echter door de Nederlandsche Justitie verzocht. Hij zal op transport naar Groningen worden gesteld. Over de toedracht van het drama memoreeren wij het volgende : Toen de postbode C. Ruchtie Woensdagmorgen 26 Augustus 1931 te omstreeks 10 uur de woning van de wed. Molanus te Zuidbroek bereikte, kwam hij tot de ontdekking, dat de voordeur open stond, terwijl de koeien, die niet op tijd gemolken waren, loeiden. Om de oorzaak hiervan te onderzoeken, betrad de man de woning en zag toen tot zijn ontsteltenis het lijk van de bewoonster op den grond liggen. Terstond waarschuwde hij de uren, waarop da burgemeester, de heer H. E. Büurma, die eerst sinds enkele dagen dit ambt bekleedde, op de hoogte werd gebracht, die daarna, vergezeld van politie en rijksveldwacht, alsmede van een dokter, ter plaatse een onderzoek instelde. Bij het betreden van de woning, die zich ongeveer drie kwartier gaans van Zuidbroek bevindt, namelijk te Krommerakken, tusschen Zuidbroek en Scheemda, bemerkte men reeds dadelijk een doordringende brandlucht en toen men de voorkamer betrad stond deze geheel vol met een verstikkenden rook. Deze werd veroorzaakt door het smeulende beddegoed, dat reeds geheel verkoold was. Midden in het vertrek lag het lijk van de 76-jarige bewoonster, de weduwe W. Molanus, die aldaar woonde met haar 45-jarigen zoon. De vrouw, die een gapende wonde aan het achterhoofd had, lag met een prop in den mond onder een waschrek, terwijl het duidelijk was te zien, dat er een worsteling had plaats gehad. Toen men een onderzoek instelde naar den zoon, bleek deze nergens te vinden te zijn. In de kamer, waar hij sliep, vond men wel de kleeren ,die hij den vorigen avond had gedragen, doch zijn werkpak was verdwenen. In de schuur vond men bloedspatten op de deur, zoodat hier vermoedelijk ook een worsteling heeft plaats gehad. Twee mogelijkheden. Het parket uit Winschoten, dat spoedig ter plaatse was, zette het onderzoek krachtig voort. Men begon allereerst met dreggen in het langs de boerenhoeve loopende Winschoterdiep, daar het niet uitgesloten was, dat de zoon was of werd verdronken. Men hield namelijk rekening met twee mogelijkheden. In de eerste plaats, dat men te doen had met een roofmoord. Dit was op te maken uit het feit, dat men op tafel een leege portemonnaie vond, terwijl zich in den rokzak van het slachtoffer slechts enkele centen bevonden. Of er geld vermist werd kon echter niet worden uitgemaakt, daar men niet wist of de oude vrouw in het bezit van spaarduitjes was. Na de vrouw vermoord te hebben zouden de daders (in deze eerste veronderstelling) ook den zoon hebben gedood, hetgeen de bloedspatten in de schuur zouden bewijzen en hem in het hooi hebben verstopt, waarna zij door brandstichting de sporen van hun misdaad zouden getracht hebben te verwijderen. Deze laatste conclusie trok men uit het feit, dat het bed smeulde. De andere mogelijkheid was dat de zoon, die in het dorp bekend stond als een zonderling, zich aan zijn moeder had vergrepen. Was dit het geval, dan bleef het duister, waarom hij, na in een driftbui zijn moeder te hebben gedood, zijn slachtoffer daarna een propL in den mond zou hebben geduwd. Wat er in werkelijkheid was gebeurd bleef echter eerst nog een onopgelost raadsel, totdat enkele dagen later de opstellers van de eerste theorie gelijk kregen. Toen werd n.1. het lijk van den zoon uit een sloot in de nabijheid opgehaald. Wat de doodsoorzaak van de vrouw betreft, viel te constateeren, dat zij vermoedelijk eerst bewusteloos was geslagen en daarna door worging of verstikking gedood. Bij het zoeken naar de daders kon men geen gebruik maken van een politiehond, vanwege den verstikkenden rook. Het slachtoffer hield geen meiden of knechten en woonde alleen met haar  zoon op de boerenhoeve, die zich bevindt op een eenzame plek aan den weg met slechts enkele andere woningen in de nabijheid. De bewoners hiervan hadden van het gebeurde niets bemerkt. De lijkschouwing, door dr. Hulst uit Leiden verricht, bevestigde later deze theorie.
19-10-1935

ONOPGEHELDERD

De moord in Zuidbroek nog steeds onopgelost De aangehoudene van alle verdenking ontslagen

Den7den October hield de Antwerpsche politie, op verzoek van den Officier van Justitie te Groningen, den 31-jarigen Rikkert Munnik, geboren te Slochteren, aan, verdacht van den roofmoord te Zuidbroek, gepleegd op de weduwe Molanus en haar zoon Hendrik in den nacht van 25 op 26 Augustus 1931. Munnik had eind April van dit jaar Noordbroek, waar hij met vrouw en kinderen woonde, plotseling alleen verlaten en was naar Antwerpen gegaan. Na dit vertrek doken, evenals dit vroeger reeds het geval was geweest, weer de geruchten Op, als zou Munnik betrokken zijn geweest bij den dubbelen moord te Zuidbroek. Aanvankelijk hechtte de Justitie daaraan geen waarde, in October bereikten haar echter uit Antwerpen mededeelingen, die deze geruchten schenen te bevestigen. De vrouw, met wie Munnik in de Belgische Scheldestad leefde, deed deze mededeelingen aan verschillende personen in haar omgeving. Zijn uitlevering werd gevraagd en verkregen. Naar wij thans vernemen, heeft het onderzoek van politie en Rechtercommissaris aan het licht gebracht, dat er aan de op 't eerste gezicht zeer bezwarende verklaringen, voor zooveel zij met geheel werden ingetrokken, geen beteekenis kan worden gehecht. Er bestaat thans geen enkele reden meer voor de Justitie om Rikkert Munnik, die reeds eenigen tijd geleden uit de voorlooplge hechtenis werd ontslagen, van den moord te Zuidbroek te verdenken, zoodat dit misdrijf dus helaas nog steeds niet tot oplossing is gebracht.

23-12-1935



DE BEGRAFENIS DER SLACHTOFFERS 28 augustus 1931.
Onze correspondent seint ons om half een Hedenmorgen werden onder groote belangstelling de slachtoffers van den afschuwelijken roofmoord op de algemeens begraafplaats ter aarde besteld. In den droeven lijkstoet was aanwezig als eenig familielid de half-broeder van de weduwe, terwijl wij verder opmerkten den burgemeester, wethouder Tielman, den secretaris, den majoor der rijksveldwacht, alsmede eenige vrienden van de overledenen. Om 12 uur werden de verzegelde kisten in de groeve neergelaten.

Rede van den burgemeester.

Burgemeester BUURMA sprak daarna als volgt: 

Waarde vrienden. Zoo staan wij dan op dezen mooien zomerdag, waaraan deze zomer zoo schaarsch is geweest, op dit stille kerkhof van onze gemeente bij de nog geopende groeve waarin zoo juist is neergedaald het stoffelijk overschot van de beide slachtoffers van den gruwelijken moord hier gepleegd. Nog waren bij mij niet verdwenen de vreugdetintelingen over de gulle ontvangst hier in uwe gemeente, toen ik met u werd opgeschrikt door het vreeselijk gebeuren. Toen ik des morgens met den dokter, den majoor van de Rijksveldwacht en mijn beide politiemannen arriveerden op het stille plekje aan het kanaal en het oude huis zag staan, dacht ik: wat is dit hier een idyllisch oord voor eenvoudige menschen, verwijderd van het wereldgewoel, om er te leven in liefde met plant en dier, maar ook dacht ik er direct bij: wat is dit een rustig plekje om een gruweldaad te volvoeren.' Zoo zijn dan twee menschen, twee eenvoudige vriendelijke dorpsgenooten, door hun belagers overvallen en gruwelijk vermoord. Waarom? Vrij zeker en alleen om eenige spaarcenten te bemachtigen. Eln zoo staan wij hier dan samen om de nog niet gesloten groeve en komt daaruit tot ons deze duidelijke hoorbare stem: „Mensch gedenk dat Gij van Goddelijken oorsprong zijt. Bestrijd de lage driften, die in u opkomen, want doet ge dat niet dan kunnen de gevolgen, zooals wij ook hier weer zien, verschrikkelijk voor u zijn". Daar zijn in het begin enkele aanwijzigingen geweest, die deden denken aan onderlinge twist, aan moedermoord. Persoonlijk heb ik daaraan niet kunnen gelooven omdat door zeer veel Zuidbroeksters mij Hendrik Molanus werd geschilderd als iemand, die geen afstand kon doen van de dieren, die hij verzorgde. En zou iemand, die zoon groote liefde voor dieren bezat, in staat kunnen zijn de hand te slaan aan het beste wat de mensch op de wereld bezit: zijn Moeder? Ik ben blij dat de sectie heeft uitgewezen, dat aan moord en zelfmoord niet mag worden gedacht en voordat uw stoffelijk overschot mee aarde wordt bedekt, Hendrik Molanus, wil ik u van die blaam bevrijden. Wij zullen ons best doen de daders van dezen gruweldaad op te sporen, maar ook wanneer Wij ze niet vinden ondergaan zij toch wel hun straf, omdat zij in hun beste oogenblikken — en die heeft ook de diepst gezonken mensch nog wel — zullen betreuren de schanddaad aan u bedreven. Vrouw Molanus. Hendrik Molanus, namens uwe Zuidbroekster kennissen breng ik u een laatste groet. Rust zacht! 

Hiermee was de droeve plechtigheid geëindigd.

Bron: Nieuwsblad van het Noorden

Geen opmerkingen:

Een reactie posten