maandag, januari 04, 2021

Visserslatijn, over de krokodil van het Noorden

 


Een lammetje deint en verdwijnt... Een Friese snoek op poten

Als hengelaar heb ik éénmaal, de wetten en voorschriften van de grote kadi overtreden door te vissen met een niet geoorloofd vistuig in verboden water in het verboden seizoen! Door de voedselschaarste in 1943 was ik bij Dronrijp terecht gekomen, waar goede Friezen me weer zo’n beetje op toeren brachten en ik rustig kon mijmeren over al het betrekkelijke op aarde in een kleine kamer, vlak bij een stal waar de mooiste hengsten van Friesland stonden. Op een middag lag ik — omtrent begin Maart in het gras langs een grote vaart. Er waren géén vliegtuigen in de lucht en m de vrede die er over het land lag, speelde er aan de overkant van het water een lammetje, wellicht slechts enkele dagen oud. Voorzichtig liep het naar de wallekant en zag neer in het diepzwarte water dat befaamd was om zijn legendarische snoeken, snoeken met baarden, snoeken als torpedo's

Naderend gevaar

En toch was er in het rustige landschap iets onbestemds in de lucht. Ik had duidelijk het gevoel van naderend gevaar. Het lam stond onbeweeglijk naar zijn spiegelbeeld te kijken toen er eensklaps een grote kolk zichtbaar werd, één plons en als een projectiel schoot een snoek van naar schatting minstens twintig ponden schuin uit het water omhoog. Het ging alles zó snel, zó verbijsterend snel, dat ik pas even later begreep welk een moord zich daar in de dierenwereld afspeelde. Op het gras 'zag ik die snoek om zijn as tuimelen en het onschuldig wit van het pasgeboren lam verdween met schokjes in de grote gulzige bek. En toen kwam de grote verrassing. In zijn vernielzucht, zijn vraatzucht, was het lammetje hem vermoedelijk wat al te zwaar op de maag komen te liggen en voortdurend achteruit manoeuvrerend trachtte de rover zich van zijn prooi te ontdoen. Dit had ik als ervaren hengelaar noch nimmer beleefd, een snoek die zich op het droge achterwaarts verplaatste, gelijk een onwillig paard dat het vertikt aangespannen te worden. Na zeker een kleine dertig meter te hebben afgelegd bereikte de snoek de wallekant weer en liet zich met een plomp in het water zakken. 

En kijk... en toen was alles weer stil daar aan die vaart. Ik sprong op en rende naar huis. Waar ik ook ga in de wijde wereld, ook in Friesland, op mijn reizen heb ik altijd mijn werphengel bij me, met de molen en een assortiment blinkende spinners. Een van die spinners had een kunstoog en ik heb er altijd aardige vangsten mee gemaakt. Sneller dan ik hier kan neerschrijven, zonder de gastvrouw enige uitleg te geven van mijn haast, was ik weer aan die brede vaart en met vaste pols ging de lijn met spinner fluitend de lucht in. De spinner kwam terecht waar hij wezen moest. Ik draaide... niets. Een tweede worp! En toen heeft een snoek nimmer vaster gezeten! Na een half uur had Ik hem op het droge en rende toen met zijn reuzenexemplaar naar de boerderij terug. 

Het was feest op de boerderij. We stonden met ons allen bij het aanrecht in de keuken, ik stroopte mijn mouwen op en had het mes al bij de hand. „Wat is dat?", zei de boerin. Uit de witte buik van de" snoek kwamen vier kleine hoefjes, die tijdens de capriolen van de rover door de buikwand waren geschoven in zo werd het duidelijk waarom de snoek zich achterwaarts bewoog. Het lammetje had dus nog geleefd en had zich al trappelend tevergeefs verzet! Hengelaars begrijpen dat. Ook een uitgespuwd aasvisje zwemt nog wel eens rond. Rustig ging het scherpe mes vlak achter de bek naar binnen en o zo voorzichtig sneed ik de bek open. En toen gebeurde het fenomeen! Het lammetje lag daar in de maag van de snoek en met wat lauw water werd het schoongewassen en naast de dode veelvraat op het aanrecht gelegd. Medelijdend wreef de boerin over het witte kopje en streelde zij de oortjes. En toen... heel zacht hoorden we s het, een zacht aarzelend mè-mèmè, het beestje deed de ogen open en daar stond het voor onze ogen op, trilde even en gelijk uit de dood herrezen deed het voor de tweede keer zijn eerste stapjes. De boerin heeft het de volgende dag weer aan de overkant van de vaart teruggebracht in de wei bij het moederschaap dat de ganse nacht droef om haar jongste had staan blaten. Friesland is altijd het land van de grote vangsten geweest. Bij Tacozijl en bij Eernewoude heb ik al heel wat malen op de grote trom geslagen, maar dit avontuur zal ik nooit vergeten.

KEPTENVIE (Captain V)

ps. Willem van Veenendaal (Utrecht 28-10-1903 - Speise12-05-1965)

Ik vond onlangs dit merkwaardig verhaal en ik vraag me nu af of er nog meer varianten van bekend zijn.


Nu nog iets aangaande 'Visserslatijn'

Een levende taal, welke aan geen enkele hogeschool wordt gedoceerd

Deze taal wordt uitsluitend gesproken door een zeker slag mensen, dat een groot gedeelte van zijn vrije tijd aan of op het water doorbrengt. Leerboeken in dit soort latijn zijn er tot nu toe nog niet verschenen, evenmin is ooit iemand erin geslaagd tot doctor in het visserslatijn te promoveren. Dit ligt niet aan de bekwaamheden van de beoefenaars doch aan het feit dat hierin geen leerstoel bestaat. De voornaamste leermiddelen zijn: een behoorlijke dosis fantasie, een complete hengeluitrusting en een aantal toehoorders om het latijn op toe te passen. Verder verdient het aanbeveling om goed te luisteren, wanneer gevorderden het woord voeren. Een bijzonderheid van dit latijn is, dat men het niet alleen met de mond spreekt maar tevens met de armen, welke daarbij een enigszins horizontale stand aannemen. Een andere moeilijkheid is dat in dit latijn de lengtematen zeer verschillen van de gebruikelijke. Zo wordt bijv. een lengte van 20 cm. in het visserslatijn wel 60 of 70! Bovendien stoort men zich In deze taal absoluut niet aan de wetten der natuur, hetgeen voor een leek wel eens moeilijkheden oplevert. Ook is men absoluut niet aan een bepaalde grammatica gebonden; men bedient zich bij voorkeur van de overtreffende trap. Een frappant en oeroud voorbeeld laat ik hier volgen: Tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten werd de trekschuit van Amsterdam naar Haarlem in brand geschoten. Om het vuur te blussen liet men de schuit zinken, waardoor een enorme rookontwikkeling ontstond. Wie schetst de verbazing van beide partijen toen plotseling op die plek telkens weer gerookte palingen kwamen boven drijven, die zich, verblind als ze waren door de rook, gemakkelijk met de hand lieten vangen!




maandag, mei 11, 2020

Knielen voor een bed Reigersbekjes


Knielen voor een bed Reigersbekjes

Over smaak valt niet te twisten. Het levert onderweg tijdens een wandeling door de Stad, als ik ergens bij stil sta om iets te fotograferen, regelmatig discussies op, en dan geldt dit vooral om het bederf van hun uitzicht. Op de forse groenstroken van nieuwbouwhuizen rondom en op het CIBOGA-terrein zijn er gelukkig nog stukken waar wel heel veel variatie te bespeuren is.

Nieuwe natuur in een groenstrook aan de wallegang 

Uitzicht? Rommel! zou misschien een ander zeggen. Ik juich deze verrommeling juist toe, want het is een zegen voor vlinders, bijen, hommels en andere insecten. 

Weelderige groenstrook aan de Singelweg 

Een zogenaamd verwaarloosd stuk voortuin bekoort mij dan ook meer dan een egaal groene grasmat, waar je voor het aanzien trots op moet zijn. Er groeien nu in het voorjaar op bepaalde plekken een veelheid van bloeiende planten tussen wat plukken grasjes hier en daar. Als je het zo laat en de mens niet zo drastisch ingrijpt ontstaat er vanzelf een echte zelfregulerende wildernis op de strekkende meter. Kortom een oase voor mens en dier aan de voor- en achterdeur. Als de omstandigheden gunstig zijn, begint het “onkruid” dat echt geen "nietkruid" is, zich weelderig uit te dijen.
Strak gazon aan de Langestraat


Daartussen bloeit ook in blakende gezondheid hier en daar het Reigersbekje Erodicum cicutarium, met zijn roze vijftallige bloemen en vruchten die ons in de verte doen denken aan reigerkoppen. Er zit een sierlijke bocht in het steeltje. Net de hals van een vliegende reiger.




Reigersbekje Erodicum cicutarium 

Bij de reigersbek worden de vruchtjes niet weggeslingerd. Wel springen er vijf snaveltjes los. Die rollen zich dan op als een kurketrekker en vallen op de grond. Nu gebeurt er iets wonderlijks... de zaadjes zaaien zich zelf. Om dit allemaal goed te bekijken nodig ik u uit om voor ze te knielen. In een bepaalde perspectief doet het mij ook wel eens denken aan een Smyrna tafelkleed.



Dat al deze natuurschepselen nu onkruiden moeten worden genoemd is natuurlijk een subjectieve degradatie van degenen, die hinder van deze planten ondervinden, maar in wezen “spreekt elke blomme de tale”, die Guido Gezelle vermocht te verstaan. “Heb meelijen” zo zingt de grote Vlaamse priester-dichter, “Laat hun schoonheid ongeschonden."



Tuingeranium & Reigersbekje

woensdag, december 05, 2018

Grunnegers bie zaikte en nood in 1840 , Remedie: Help joe zulf, zoo helpt joe God!




Fragment: Zoamensproak tusschen Hendrik Mol en Jan Knol (1840)

Knol:
Nou, ik wed den doch dat ‘k ’t roade
Om en kopke sukkeloade,
Of om koffie mit wat kouk.
Is ’t den en receptenbouk?

Mol:
Nou!.......nou zuik ie mie te foppen
Of en knol ienne hand te stoppen
Want ik heb bie ’t algemein
Nooit zo’n wonderbouk nijt zijn

Knol:
Nijt! ------- nou ‘k zel joe ’n veurbeeld geven
Hou zoo’n boukje dijnt geschreven
-          Hei je zeerte ienne kop
-          Dou er den veld-polei op.
-          Lied ie aan gevatte kolle, ---
-          Wijt je wel woar ik ’t veur holle!----
-          Zij, de vledderbloume wast doar
-          Bruuk ie dij , den ben je kloar.
-          Hei je kolle ien de d’iengewannnen
-          Zij, jie mout joe nijt verbrannen ---
-          Moar wat franse Brannewien
-          Is en heerlik medesien
-          Ken je ’s nachts niks doun as woaken
-          Loudium zel ‘beter moaken
-          Hei je wat te staarke loop,
-          Doar is waitenstoet te koop
-          Dij an t woater labberijren
-          Ieperen-schil zel heur kerijren
-          Wordt de koors joe tot en last
-          Eet gemoalen kinabast
-          Wil joe ’t hoar tou kop uutvallen
-          Knolle-nat is t best van allen
-          Scheelt ’t joe an onzuver bloud
-          Den is cremertartrie goud.
-          Is de moag joe op de riddel
-          Den is ’t vasten ’t beste middel
-          En veur treurighaid is wien
-          ’t Allerbeste medesien
-          Of zoo ie as flauw mogt wezen
-          Hofman zel joe weer genezen

En den heurt er bie op ’t lest:
“Bruuk ’t moar: probatum est!”
Zou mout en receptenbouk wezen.
’t Is heil nuttig om te lezen;
Want zoo joe en beetje scheelt,
En ‘op lest joe verveelt,
Huif ie vort gain docter hoalen,
En, -----wat meer zegt----- nijt betoalen
Krieg den joen remedie-pot;
Help joe zulf, zoo helpt joe God!

Fragment uit:
Wijt je woarom Ekma schelt?
’t Is uut wroakzucht en om geld.
EN RIEMKE veur HET ALGEMEIN
In de grön’ger tongval
Deur JAN PAK-AN
Uitgegeven te Groningen, bie J. Haftenkamp, 1840

woensdag, november 28, 2018

DE STAKING IN DE DRENTSE VENEN 1935




DE STAKING IN DE VENEN. (Bij het gedicht „De Turftrappers' van Martien Beversluis).
DE veenarbeiders staken. Vrijwel de gehele turfindustrie is stilgelegd, melden de bladen. Het conflict omvat de veenderijen in de Valther-, Exloër- en Weerdingermonden, het Roswinkelerveen, Emmer-Erf-scheideveen, Barger Compascuum en de Krimse venen in Noord-Overijsel. De oorzaken van het conflict ? Wie een ook maar enigszins ingewijde is in de ontzettende toestanden, die er heersen in de armste, meest verwaarloosde hoek van ons land, in de Zuidoosthoek van Drenthe, wie het leven van de Drentse veenarbeiders van nabij heeft leren kennen, het materiele en geestelijke peil, waarop hun troosteloos en uitzichtloos bestaan zich beweegt, wie de woningen heeft aanschouwd, waarin zij met vrouw en kinderen een belangrijk deel van hun leven moeten slijten, — hij zal deze daad van eindelijk verzet tegen de uitbuiting en vernedering van harte toejuichen. Alsof de stoffelijke en geestelijke nood, waarin deze veenarbeiders verkeren, nog niet groot genoeg is, komen thans de heren verveners met een loonsverlaging van 15 pct. en opheffing van wat zij de „franje" durven noemen, nl- hsl vrij gebruik van brandstof enz. (De lezer make zich van dit z.g. vrij wonen en vrij turfgebruik, maar vooral van het woordje enz. geen bijzondere voorstellingen). Telt men alle verslechteringen, welke thans door de verveners worden voorgesteld, bij elkaar, dan komt men tot een loonsverlaging van 2 pct. Wanneer men nu weet, dat sinds 1920 de lonen der veenarbeiders met meer dan 50 pct. (dus meer dan de helft!) zijn verlaagd, dan begrijpt men, dat de grens van nood en ellende bereikt Is en dat de bevolking der Drentse venen de ondergang nabij Is.
De stemming onder de stakende veenarbeiders is uitstekend. Zij zijn vastbesloten de staking vol te honden tot de overwinning. Onze plicht is het, hen te steunen In hun strijd met alle middelen die ons ten dienste staan
De Tribune : soc. dem. Weekblad 10-05-1935


DE TURFTRAPPERS. 
(Geïnspireerd op de nood in de venen....) 
door MARTIEN BEVERSLUIS          

Over de venen bij Valthermond
kruipen Gods armste kinderen rond;
zwoegen de turfgravers, dorstig en krom
vanaf hun jeugd tot hun ouderdom.
Al deze tobbers zo door elkaar
sterven er het meest voor hun veertigste jaar

Refrein:
Trap! trap!
Maar iedere stap
is voor de kas
van de vennootschap.
Zelve verdien
Je voor de tien
bijna één cent bij de baggermachien.
Makkers je graaft zo je zelve een graf,
Graaf onder hen!
En trap van je af.

Heet is de zon en heet zijn hun handen,
Heet zijn hun monden en ruggen, die branden;
Heet zijn hun ogen. die eeuwig door zien
naar weer een bak van de baggermachien.
Diep in de venen bij Valthermond,
zie je de drama's vlak bij de grond.

Meisjes ze zitten er verzwakt en vroeg oud;
vrouwen, gebocheld, als bagger vergrauwd,
steken de turf of trappen ze aan,
kammen, of doen ze op stapels staan.
Vierduizend baggertjes op één dag
moeten er klaar zijn op hoger gezag.

's Morgens om zes uur zie je ze al tobben,
tussen de duistere torens der stobben,
's Avonds om vijf uur zie je ze gaan,
moe en verlept, verdomd en verdaan.
Over de venen van Valthermond
lopen de vrouwen op plankjes rond.

Die in de put zit bij Valthermond,
vijftien steek diep in de zompige grond,
heeft zijn gedachten bij modder en stek,
haat alle zon en staat in de drek.
Wie maar een pauper is hier in het veen,
komt in de put of hij dobbelt er heen.

Vroeger toen kostte de bunder wat centen,
ledere boer had zo’n brokje van Drenthe.
Toen kwamen de heren uit betere stand
met den notaris, en kochten het land;
kochten het veen en daarbij den proleet,
die 't niet verstaan heeft en 't nog niet weet,

Kom je nu Emmer-Compascuum voorbij,
zie je de naamlozen staan in de hei.
Naamloze vennoten, trusten en gappers,
nameloos leed van naamloze trappers.
Kom je Nieuw-Weerdinge langs op je fiets,
dan vind je het mooi dan zie je er niets.

„Gaat naar de heide! Ze golft als de zee *
„Mooi Valthermond!" schrijft de A.N.W.B..
Trapt u er langs? ginds trappen ze vaster.
Daar staan getrapten met stik en ballaster.
't Is om te kieken bij Valthermond.
Hutjes van leem voor de horizont.

Zie je ze schuiven, de schuiten vol brand?
't Komt uit de graven van Nederland.
Alles gestoken, gestampt en gevouwen,
Onder de voetjes van kinderen en vrouwen,
Zij, die hen uitgeput dood laten gaan,
maken er zich de kachel mee aan.

Heer in den hemel! Ga hier nu eens rond!
Kijk in de putten van Valthermond.
Laatst bleef er eentje, z’n kop hing als lood,
oververmoeid bij zijn wasblikje dood
Eindelijk rustte hij onder de grond,
in een klein putje bij Valthermond

Stekers en gravers! de vuist klem je vaster,
straks om je opschort en om de ballaster!
Buk je voor 't laatst, de grond moet gebroken!
't Veld van je meester moet afgestoken.
Stijgt met je stikkers dan op uit je graf!
't Kapitalisme is bagger! Steek af!